zaterdag 4 december 2010

Droomgedichten

Zo heb ik ééns op de avond gewacht
en wachtend gedacht aan de nacht
ik was nog geen kind en had nog geen hart
ik had nog geen wil en geen tranen
zo heb ik één lange winter gewacht.


Boven de kiel op het spiegelglad water
glijdt het zeil als een mes door het meer
met hoog naast de mast een paar ogen geschilderd
dat nu kijkt, dan weer sneert
naar wie veilig aan wal is gebleven


Ik dacht aan de inkt die Schumann gebruikte
aan scheppingsdrang en aan penselen
er was enkel klank, er waren geen woorden
die zuigen aan stemband en tong
en zo in onwerkelijkheid delen.


De reizigers gleden als zwanen langs mij
hun schip was een schicht in het water
zij wuifden noch lachten en kenden geen pijn
hun ogen nog grijzer dan wolken
- zo gingen de zuiverste jaren voorbij.


Ik kijk zonder ogen en zonder begrijpen
en wil geen verklaringen zien
voor wat er verschijnt in de wereld
en wat er verdwijnt in het niets
- water en tijd opgeteld.



ca 1998. Deze stukjes werden letterlijk gedroomd, en in de droom gememoriseerd om bij het ontwaken te noteren. Waren alle nachten maar zo. Gepubliceerd in Deus ex Machina nr. 62, 1992.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten