dinsdag 28 december 2010

Fragmenten uit oerversie Ontbijt in de ruïne (jeugdwerk)

De vliegende diepte van het leven
kruisigt mijn waardering.
Wachten op de angst
of een nieuwe droom
met zwevende hindernissen
die in mij glimlachen
mij ondoorgrondelijk tekenen.

Denk voortdurend dat ik gek ben
schrei eens even
ga op bedevaart
en kom nooit terug
(ironie is zonder weerkeer)



----------------------------


Elke avond weer
vergeet iedereen dat ik besta
elke ochtend dan
schud ik allen wakker
sommigen zijn blij
anderen verstoord
de ergsten zijn zij
die mijn handen voelen
en denken dat zij het leven zijn
leven waar zij buiten staan
mijn handen die de wind zijn
       die mijn handen voelen
       en het ontkennen durven.



---------------------


Ik ben redelijk overtuigd
dat alles ongelooflijk is
neem even mijn zakdoek
om mijn neus te snuiten
ik zal opveren tot in de lucht
die zonder kleur of leven is.
De tijdelijke zandstorm
van de wolken wuift versteend
en ik zou wanhopig kunnen zijn.
Dan ga ik de tuin in
en maak traag de paden schoon
ik durf amper naar de bloesems kijken
en ontwijk gewiekst de bloemen.
De waarheid van gevoel
ongrijpbaar of onzegbaar
en als ik kon spreken zou het dàt zijn
één van de namen van het al
waar de monniken van Tibet
een gans leven op jagen
- ik stotter zoals iedereen.

Ik zit bij de rivier met een vrouw
en zij houdt niet van mij
ik voel mezelf zoals ik ijzig zit
aan de overkant valt de rode zon
krijsend in een spaarpotgleuf van lucht
met lange tussenpozen
gaan de lichten in de buildings aan
en planten een priem in mijn oog
terwijl het water een vaal grasveld
of een grijswapperend laken is.

-------------

De monniken van Tibet
hebben duizend ogen
de mannen die ik ken
praten honderduit
de vrouwen die ik ken
zien zichzelf niet meer
ze leven maar één keer.

Ik was god van verwarring
jij een vlindervrouw
ik ben weer goedertieren nu
en jij weer open
                 heilig
                 vuur
morgen hou je van ons allen.

-----------------

Een geest op zolder

Ik heb tienduizend weiden doorkruist
met onrust als een autostrade
achter me en mijlen voor me uit
ik heb er op mezelf gewacht
doch ik dacht dat jij het doel was.

Waar ideeën in benen kruipen
behoud ik een stalen zerk van twijfel
die geverfd wordt door de dauw
en beschilderd door de regen
afgeschuurd door harde nacht
die gehuld in zwart gewaad
de eeuwigheid inslaat.

De tijdeloze passie van zon
uiteindelijk geboren hoop
buitenissige illusies
omtrent het bevend woord liefde.

-----------------

Doorheen de  nieuwe nacht
voorbij de auto's en de bomen
en de angst in oog en oor
steden als speelgoedautomaten
waar de bladeren al vallen
tot in de zalen van mijn onrust
bomen begraven in mijn maag.
Ik sta weer alleen
zoals toen men me als kind een keurslijf toonde
maar zei dat het een harnas was.
Ik maakte lange verhalen
prevelend zon fluisterend regen.
Nu kroon ik de oude reizen
en sla de dag tot treurig ridder.
Iemand in mij bezielde de dingen
iemand in mij maakte hen dood
"morgen" was een tempelbel
nu een begraven visverkoper
geen vriend of vijand
iemand met geleende adem.

---------------------

Zwart is de lucht
en paars de heks
die op mijn verkrampte lichaam danst
in al zijn tijdeloze cellen.
Een woord is groots in al zijn glorie
zijn  betekenis in beweging
zijn mirakel op de berg.
Oh ik ben zwart
oh ik ben wit
'k ben alle kleuren van de nacht.

-------------------------

Het gele duinenkind van zee
heeft één paars dier gedood
en zich in zijn huid gehuld
dan is ze naar me toe gekomen
- nu heb ik geen handen meer.

----------------------

In een waterval
hervindt mijn oor
voorbije tijden van je oog
je irissen en wimpers
waarmee je lang geleden
mijn lichamen bekeek.

--------------


Als ik eenzaam ben
zoals vandaag
mag ik dan met je praten
of slapen in je bed
als een hagedis op je lijf ?
Zeker, zo is het geweest
en nu sta ik hier weer
misschien nog jong
maar met vergane jaren
en ingebeelde kennis
lelijk als de nacht.

-------------------

Als niemand ging slapen
zouden mijn ogen breken
zoals verbaasde zeelui
bij het meer in de bergen.
Als de bomen gouden twijgen hadden
ijskoude diamanten vruchten
van vergeten dromen
zou ik alles liefde schrijven
àl mirakelheilig.
Als je me een rijf in het gezicht sloeg
en mijn hoofd openscheurde
zou je me zien zoals ik me voel.
Ik die door de tunnel van gedachten val
verdwijnend verschijnend dood en pijn.
Als je een vleeshaak in mijn lijf sloeg
of een diep oog in me brandde
zou ik misschien mijn lichaam herkennen
of het jouwe verstaan.

------------------------

Dank je lief, voor de goede zorgen
deze dag is weer zeer rijk geweest
en wie weet wat wacht er mij morgen ?
Daar sta ik buiten zeg jij dan meest
maar de mensen vergissen zich vaak;
het maakt geen verschil, binnen of buiten
en dàt te zien is de enige taak.
Slaap zacht en droom van regen op de ruiten.

------------------------------

Godja, ik kende hen
ik liep verder
over de sneeuw
en beroerde hun vleugels
gaf hen een naam.

Sneeuwblind
en stotterend
maar warm van binnen
bij de leeuw en zijn liefde
zijn gebrul.

Ik voelde me verlaten
alleen en beangst
met de pijn van de pelgrim
zijn vraagteken.

In vreemd woest geraas
eindelijk tevreden
in wildwonderlijk geluk.
Het oog van de storm
is mijn hoofdkussen.

----------------

Het dak van de wereld

Hoogleven en een indruk
van muren van einder en lucht
ik zwerf als een wildvuile dief
en mijn paard is mijn vrouw en mijn wijn
 - traanlief de witte wereld.

Nu vertrek ik uit het westen
op mijn gekke groene vleugels
ik struikel en ik stotter
water in mijn ogen
wit zand in de rivier
en een droom aan de grens.

De gewapende wachters floten naar ons
in onze oude oorlogswagen.


(grens Nepal - Tibet)

----------------------

Ik lag neer
en ik verdronk
ik zag een vogel in de sneeuw
de kleren vielen van mijn lichaam
de schoenen gleden van mijn voeten
ik stond naakt en blind rechtop
in het oneindig witte licht
en mijn bloed was woest gelukkig.

------------------


Er is schrijven mét en zonder
met pen en inkt en ganzeveren
poedelnaakt
en met het lichaam
met je hoofd vol bloed
en gedane beloften
met verloren dagen
nauwelijks nacht
en nagenoeg geen wensen.
Poedelnaakt.


------------------------

In een nieuw land
waar bloemen zwarte kruisen zijn
en leven hard beton
word ik kalmer
en denk aan niemand meer.
Sterven is herademen
na de onderdrukking
ik ben weer vrij geworden.
Ik vergeet al wat ik wist
en mijn oog beleeft
vallende mensen als het water.



--------------------

Zonnestralen
duikend in het meer van mijn handpalm
ontdekken zichzelf
in de spiegels van mijn huid.
Mijn lichaam fluistert duidelijk:
het beweegt.
Ik weet het
mijn ogen worden het kijken soms moe
maar alles blijft zichzelf.

---------------------

Ik ben de bloem van het kind
en de beweging is de macht
ongecontroleerd en impulsiever
dan het idee van hier te zijn
en te handelen.
Ik kijk met het oog van de leegte
vanuit de ruimte
tot in ruimteloze tijd
waar de zon mijn huis bouwt.
Op het altaar van het veld
- rottend gras en stervende winter -
leef ik de dienst van zelfcontrole:
dit is het, ik ben
               een stommelende gans in de tuin
               een vogel in een boom begraven
               het opverende gras.
Van hier tot in de eeuwigheid
is het knipperen van een oog
een ademen van een klein geluid.
Kalm en bedachtzaam stappend
in dromen en kelders van toekomst.
Ik zie er vrouwen en vrienden weer
die ik omarm tot het einde
als het oordeel in de ziel komt.
De warme lentewinden
komen zich verbergen in mijn haar
ze buigen mijn gedachten naar de bron
vanwaar alle winden vertrekken
het centrum van het heelal
(hier en daar en overal
 begin noch eind
 het heelal ademt)



.

-------------------

Als buiten de dag in de bomen woont
en binnen de ochtend verandert
sta ik uit mijn lichaam op
en neem mezelf ter hand.
Langs de piramide van Cheops gaan wij
en zwemmen de woestenij van de stad in: auto's
                    mensen
                    regenschermen
        fietsen
        straten
        aanplakbrieven
maar dit alles is naast mij en ik
het ontgaat ons
wij weten dat het veld er nog ligt
waar nu geen zon kan zijn
waar vochtige dekens de aardkluiten dekken
waar in onze voetsporen plasjes staan nu
en elk plasje is de wereld, ja alles.
Nooit worden druppels of vlokken onderzocht
en toch is elk van hen de heiligste eenheid.
Elke druppel is een wereld, DE wereld.
Elke sneeuwvlok volmaakt zijn.
Zij omvatten deze wereld
wij zijn in wezen binnen hen.

------------

Thuis stelde men vragen
over de Gele Rivier
en de hemelse geest.
Maar ik kan de vloer
niet meer van het dak  onderscheiden.
En in het huis van de opgaande zon
zegt de dochter tot de pelgrim:
Ik geloof er niet meer in,
de zoeker zelf
ziet nooit zijn droom vervuld.

Als ik kon dan ging ik
naar de brug over het woeste water
keuvelend met meneer Blob
die zegt:
Kom terug kind, alles is mooi.

----------------
Achter de bocht woont Cecilia
miss America
zet de klok maar terug
waar moeten we naartoe ?

Ga langs de lange smalle weg
en tracht
het kind der stilte aan te raken.

Liefde naar alle kanten
in mijn leven weerspiegeld
ik heb een klein groen tasje
voor jou meegebracht,
zo gaat dat onderweg.

------------------

Het licht van vandaag
houdt ons staande en verbaasd
we twijfelen aan de twijfel
de regen en de zon enzo
de hoofdbewerkingen.
Mijn medemensen
spreken vreemde talen
die ik net nog wél ontcijfer.
De wegen begraven zich in mij
een kerk als een lege koekjesdoos
poogt de gelovigen te verleiden.
Kleine boompjes springen uit de grond
en de zon wordt aangezet.
Ik ben bijna thuis denk ik.


Gedichtenbundelfragmenten 1966-1972

Geen opmerkingen:

Een reactie posten