dinsdag 28 juni 2011

How to die

A friend wrote me a letter
saying take a stab at life
I said I can do better
'cause I've got the pluck to die

she meant me to enjoy myself
and if need be with a lie
I said go and look at yourself
you'd never dare believe you'll die


          Give me peace but not too much
          'cause I'm only used to pain
          I would run away but soon
          just start suffering again

She wished me a relationship
or hoped I'd have a try
and leave on yet another trip
but I said I know how to die

she told me I should fall in love
and if I could not then why
I said what I am thinking of
is just learning how to die

          refr.



1994

maandag 27 juni 2011

The Kinks will never play here

We don't have a village green
and no preservation society
still our lives are vaudeville
and full of fun and variety

of course we have our Lola's
set free to see their friends
busy sipping cherry cola
there 'cross the river till the end


       The Kinks will never play here
       we haven't got the right stage
       our objectives are unclear
       and we're schoolboys in disgrace
       so the Kinks will never play here

And we are all well -respected
dedicated to all fashions
yes our lives are well protected
from the Waterloo of passion

And we wake up every morning
and work till the end of the day
our autumn almanac's warning
means we dandies are just making hay

      refr.


26/6/11

zaterdag 25 juni 2011

Twisted soldier

Come be silent with me now
still and quiet as a candle
though they never taught us how
and where the love was we could handle

we who never knew our way
in the shiny supermarket
of the fashions of today
we who never hit the target

       Twisted soldier
       with the chip on your shoulder
       you never understood the world
       or read the secrets in a girl
       twisted soldier
       roll your boulder

we who dreamed of being gods
since we always failed as men
thinking that against all odds
we would not come back again

when we toed the line of life
the pace proved all too hectic
we tried to read the holy book
to find out we were dyslectic

       refr.

So try the gate within the heart
the door to end all doorways
all your instincts and your feelings
on offer on the gilded tray

and you stand there still and quiet
trying to compose yourself
and you wonder where you're lying
in the chalice or on the shelf ?

       refr.

1993

Next turn-off

And here we are
taut like sails in the wind
fit to burst or rip
'cause of the state we're in

Tenderness is
the tension in your T-shirt
that teases my eyes
until they halfway hurt

      At the next turn-off
      we'll have lift-off
      have no fear
      we'll be clear
      of all the tears
      we shed here

So here we are
taut like strings on a lute
we scuttle and skip
like the notes from a flute

And lovingly
I watch you strut around
I was searching
now look at what I found

       refr.


1997

vrijdag 24 juni 2011

Crime

Love has touched me
love has crushed me
in a labyrinth
worse than absynthe

We drove out together
but I came back alone
an ox without its tether
a dog without a bone

      Teach me to forget
      and clean my head
      please don't remind me
      it's all behind me
      like a crime
      but yours, not mine

Love has touched me
love has crushed me
with the magic wand
of your do's and don'ts

We understood each other
or so I thought by god
lost my father and my mother
now I'm just a poor sod

       refr.

Love has touched me
love has crushed me
way beneath the weight
of bus number eight

We crossed the magic bridge
an engineering feat
we stood high upon the ridge
where lost lovers meet


       refr.


23/6/11

zaterdag 18 juni 2011

Transacties in de duisternis (een kabbalistisch dromentraktaat uit 1989)

           Ze zeggen: je tijd gaat voorbij
                            je bent je tijd aan't verknoeien.
           Maar de tijd slijt niet of wordt niet verknoeid.
           Wij zijn het die overleven of ten onder gaan.
           De tijd verandert niet. Wij allen zijn vraagtekens
           in zeeën van tijd.

Enkele maanden geleden doorbladerde ik mijn 'Tibetaans dagboek' waarin ik teksten van initiaties, mantra's e.d. i.v.m. Mahayana boeddhisme verzamelde. Dat was in de vroege zeventiger jaren. Ik stootte op een droom die ik kort wil vertellen.
'Ik bevind me nabij een stad. Er is een vrouw met een grote boog, zij heeft een pijl afgeschoten. Dan heb ik de boog en wil op mijn beurt schieten. Links van mij is een zonnige vlakte waar mensen wandelen. Ik zou iemand kunnen raken als ik daarheen schoot. Rechts is een duistere vlakte waarvan ik het gevoel heb dat ze leeg is. Daarin zal ik mijn pijl afschieten.'
Ik zie dit als de droom van een jongeman bij het begin van het volwassen leven. Nu interpreteer ik binnen het kabbalistisch model. De linkerpilaar met Chokmah, Chesed en Netzach waarbij vooral de laatste twee onder begrippen vallen als Liefde, Genade, Vruchtbaarheid, Harmonisch gevoelsleven etc. De rechterpilaar met Binah, Geburah en Hod; de Duistere Moeder, de Tijd, Kracht, Gestrengheid, Denken, Rationele Communicatie. Mijn pijl ging inderdaad naar rechts.
Mijn eerste bekommernis is niet dromen exact te duiden, eerder zoek ik naar resonantie en een soort optimum interpretatie. Er zijn geen dogma's, enkel mogelijkheden die wellicht met goed gevolg in  ons bewustzijn kunnen nazinderen.
Als schrijver heb ik in de loop der jaren uiteraard gebruik gemaakt van het materiaal dat dromen mij aanreikten waarbij de betekenis en implicatie mij soms pas veel later duidelijk werden. Hier is een raakpunt met wat men inspiratie noemt, let op de etymologie van dat woord. Liederen en gedichten werden vaak na langere of kortere tijd bewaarheid. Zo kunnen wij, ten goede of ten kwade, onze eigen profeten zijn of worden.
Tijdens een psychologie-cursus besloot ik een droomdagboek te gaan bijhouden om zo trachten klaarder te zien in mijn eigen dilemma. Eerst langzaam, en dan sneller, kwam een intense droomactiviteit op gang.

In die tijd behandelde iemand mij met behulp van Bachbloesems. In onze gesprekken kwamen ook dromen aan bod en al snel kwam ik hierover wekelijks met hem praten waarbij hij qua interpretatie eerder op de vlakte bleef. Dit hinderde niet aangezien hij als klankbord functioneerde; dingen werden duidelijk gewoon door het voorlezen van het dromenrelaas. Na verloop van tijd drukte hij zijn verwondering uit over het feit dat ik maar blééf dromen. Misschien was het eerder uitzonderlijk dat ik mij zoveel dromen herinnerde en er de moeite voor deed en de tijd voor nam ze te noteren. Ik denk dat wij constant, ook wakend, met een deel van de hersenen dromen. Dat deel van ons brein is steeds bezig gevoelens, ervaringen, indrukken om te zetten in symbolische toneeltjes en deze vinden vooral bij kunstenaars een uitlaat in hun werk. Denk eraan dat een aantal filosofisch-religieuze scholen het hele bestaan als een soort droom beschouwen waarbij dan, bij uitbreiding, al onze zintuigen als 'droomcentra' gezien worden. Leuk in dit verband is de overbekende
anecdote over Tsjwang Tze, de chinese taoïstische meester, die door zijn leerlingen slapend werd aangetroffen. Eerbiedig wachtten zij tot de meester ontwaakte waarop zij vroegen of hij gedroomd had. Tsjwang Tze antwoordde: Ik droomde dat ik een vlinder was, en nu ik wakker ben weet ik niet of ik Tsjwang Tze ben die droomde dat hij een vlinder was, of dat ik een vlinder ben die droomt dat hij Tsjwang Tze is.
In de loop van het voorbije 'dromenjaar' is deze anecdote mij meer dan eens zeer levendig voor de geest komen staan.

De dromen van de eerste maand zou ik 'gewoon' willen noemen. Herwerkingen van gevoelens en gebeurtenissen van de dag, met de normale 'subtiliserende' invalshoeken en onverwachte juxtaposities die we allen kennen. Vele dromen situeerden zich geheel of gedeeltelijk in Azië, vooral Indië, waar ik in mijn jeugd zoveel tijd doorbracht en spiritualiteit allerhande beleefde. Reeds nu kwam sporadisch voor wat later veel meer zou gebeuren, namelijk het horen van stemmen of een soort ondertiteling van beelden. Enkele voorbeelden "Keuzes zijn beperkingen, limieten zijn mogelijkheden tot grotere vrijheid", "Er bestaan geen totaal gesloten circuits, er is altijd opening. Er bestaan geen gans open circuits, altijd is er een mogelijkheid van afsluiting". Ook dromen waarin eigenschappen van mezelf op zulkdanige karikaturale wijze opgevoerd werden dat ik het relatieve ervan wel moést inzien.

Dan kwam op een dag een beeld tussen waken en slapen dat mij erg aangreep, zodat ik de woorden nauwelijks uitgesproken kreeg toen ik het relaas wilde doen bij mijn 'therapeut'. Mijn keel was dichtgeschroefd en de tranen kwamen mij in de ogen, en ook een vriendin die ik het later vertelde was getroffen, weende en ging op slag naar huis. Ik zag een fotootje terug van mezelf als pakweg vier- of vijfjarige met een geruit petje en in korte broek in de winterse tuin van het ouderlijke huis en de wens bekroop mij om vol ontroering dat kind, dat vroegere zelf, in de armen te nemen en het te zeggen, toe te fluisteren: kom terug nu, kom nu terug en vergeet de angst en het verdriet, je had jezelf al die martelingen kunnen besparen. Kom terug nu, voorbij de smart. Kom terug bij mij.
Ik denk dat mijn vriendin ook ergens zo'n fotootje van zichzelf had. En U ?

Die dagen werd ik een intense, verwarrende gevoeligheid gewaar die mij dikwijls dreigde te overspoelen. Ik was benieuwd of ik na deze toestand van herschikking en flux in staat zou zijn mezelf een nieuwe vorm en inhoud te geven. Alles leek voorlopig, alle rollen waren uitgespeeld en de vraag rees of ik genoeg in huis zou hebben om de nieuw geschapen leegte zinvol in te kleuren. Deze vraag is voor elk van ons elke dag weer pertinent.
De droomactiviteit bleef toenemen, de beelden kwamen in dichte drommen opzetten en ik begaf mij naar bed als naar een werkplaats of atelier en dit zou maanden duren. Weer kwamen boodschappen, of liedjes en motto's en dit is er één van (muziek als van een kinderwijsje)
      Ik ben niet echt verloren
      zoals ik vroeger ben geweest
      maar ook nog niet herboren
      ik dwaal doorheen de geest.
      Alles is al lang voorbij
      alles is zo lang voorbij
      maar niet voor jou en niet voor mij.
Wenend noteerde ik, met al de pijn van het wezen dat ik was en dat niet wou sterven en van het wezen dat ik dacht te worden maar nog niet kon zijn en in het spanningsveld tussen die twee krachten was het vaak moeilijk toeven.

Nu kwamen een aantal dromen waarin al de vrouwen die voor mij belangrijk geweest waren in elkaar vervloeiden en één vrouw met wisselende gelaatstrekken werden, al te vaak was die vrouw ook mijn moeder. Het werd mij duidelijk dat mijn problematiek waarvoor ik de schuld steeds bij mijn vader had gelegd (lang niet onterecht overigens) ook voor een groot deel met mijn moeder te maken had. Vroegere suggesties in die richting vanwege anderen hadden mij steeds onbegrijpelijk geleken, en tot vandaag worstel ik met dit gegeven.
Ik wil hier ook een verschijnsel aanraken dat ik het 'privé-droomlandschap' zou willen noemen, waar los van alle reële geografische wetmatigheden steden en plaatsen uit de werkelijkheid in een steeds weerkerende droomgeografie met elkaar verbonden worden. Soms zie ik landschappen in dromen en meteen weet ik dat ze bij de andere, reeds bekende lokaliteiten uit mijn droomatlas horen. Dat zijn de streken van verlangen en bevrediging, de hopelijk eens ingeloste beloftes die als verleidelijke vlinders in het droombewustzijn zweven.
Ik was ten prooi aan intense gevoelens, de negatieve zal ik u onthouden, daar zal uzelf bij momenten ook wel door geplaagd worden, wellicht méér dan u lief is. Eén avond stond ik bij het aanrecht en smeerde brood en voelde wat ik enkel 'de liefde gods' zou kunnen noemen, een mij vreemde terminologie. Ik zweefde op de rand van het inleven zowel de verwekker als de moeder van het kind te zijn. Zichzelf scheppen uit de pure materie van potentiële schoonheid, zichzelf te dragen in de baarmoeder van de wereld die je zelf vertaalt. Meditatief neutraal de functie te vervullen van foetus en moeder te zijn, en vervolgens vroedvrouw en boreling in de alchemie van de liefde. Dankbaarheid en verlangen trillen tijdens dit uur van turbulentie in de ziel vol vermoedens rond te kern van het zijn.
'Met een vrouw sta ik op een oud plein omringd door nieuwe en oude gebouwen die we belangstellend bekijken. Ik vraag haar of ze zich herinnert hoe we in dat ene huis daar zijn binnengeslopen toen het nog in aanbouw en bijna af was en of ze nog weet hoe we daar op die verdieping voor het raam zaten om samen lang en stil naar het plein te kijken waar we nu staan. WEET JIJ DAT NOG ?'

Magische en rituele elementen sluipen nu de dromen binnen. Op reis trachten te vertrekken, brandende gebouwen verlaten, gevangenissen uitgaan, occulte voorwerpen monsteren, oude dingen die vergaan, nieuwe die verwacht worden, het vermalen van de dag in de symboliek van de nacht. Tijdstippen en uren worden genoteerd, plaatsnamen, soms totaal onbekend, dringen zich op en later zal ik ze numerologisch trachten te duiden. Huizen in vorige dromen betreden geven meer van hun geheimen prijs bij hernieuwde bezoeken. Een Japanner drukt mij op het hart de Dominikanen niet te vergeten 'Herinner U de Dominikanen !' Ik begin Eckehart, Tauler en Ruusbroec te lezen. Ik herinner mij een droom die ik had toen ik net met de studie van magie was begonnnen. 'Ik fiets tot bij de spoorlijn, de slagbomen zijn dicht. Ik kijk op mijn uurwerk, het geeft geen tijd meer aan. Ik steek de spoorweg over, en waar het eerst donker was is het nu licht. In de lentezon, onder de kersenbloesems, zie ik een begrafenisstoet. Ik wacht om verder te fietsen tot de mensen voorbij zijn en de stoet zich ontbindt. Ik besef dat ik nooit meer naar huis zal kunnen fietsen, 'thuis' bestaat niet meer. Ik had mijn eigen begrafenis gadegeslagen.'

Op grond van wat iemand mij had aangeraden, begon ik voor het inslapen de 'droomkracht' te aanroepen.
Mijn dromen werden langer, meer gedetailleerd en soms afgewisseld met wat ik bijna parabels zou noemen, dromen met quasi objectieve, strenge verhaallijnen over mensen en gebeurtenissen die niets met mij te maken leken te hebben. Ik begon mijn dromen boeiender te vinden dan mijn dagen waar wanhoop en eenzaamheid wisselden met momenten van hoop en studie, meditatie en magie.
Een stem in een droom: Wie een ruimte en een gelegenheid biedt zonder dwang zal meer resultaten zien dan wie alles via regels en strikte tijdschema's wil forceren.
Dan weer zag ik bevroren beken midden in de zomer terwijl ik de volgende dag noteerde:Ik hermaak mezelf in het licht van de kruisbestuiving tussen logica en analogica. Blindelings tast ik naar de vorm van mijn ware wezen. Dit is de twijfel op de brug. Ik ben geweest waar ik niet was. Ik zal zijn waar ik ben. Ik weet waarom de beelden dansen. Ik dien de wending in het leven,. Mind over matter, mind in matter, mind with matter. This is what is.
Dikwijls zag ik 'snachts de wreedheid van de geschiedenis, de eindeloze folteringen waaraan in alle tijden individuen hebben bloorgestaan. 'Het ondraaglijke en onaanvaardbare van zoveel dat onverbrekelijk met leven verbonden is' (vrij naar Doris Lessing) en dan zie ik weer een mooie, kleurige paradijsvogel die mijn slaapkamer binnenvliegt en verder het huis in wil terwijl ik denk dat het voor een vogel buiten beter is. Op de vensterbank gezeten zegt de vogel dat hij moeite heeft met vliegen en angst heeft om te vallen. Als hij dan van de vensterbank sukkelt daalt hij met horten en stoten naar beneden als langs een onzichtbare trap. Hij was zo mooi dat hij lichtgevend leek.
      En hij werd voor hen veranderd van gedaante, en zijn aangezicht
      blonk gelijk de zon, en zijn klederen werden wit, gelijk het licht. (Matheus 17, 2)
(dit vond ik door naar aanleiding van die droom op goed geluk de bijbel open te slaan)

Toen ervaarde ik voor de eerste keer een minimum aan reflectie over de droom tijdens de droom zelf: ik zat ik mijn meditatiekamer en hoorde geluid bij het valluik. Daaronder bewoog iets, de mat op het luik bolde op, er zou iets komen. Ik sprong op om in te grijpen maar realiseerde me dat dit het borrelende onbewuste was dat ik moest laten betijen; ik had er ten slotte om gevraagd. Dat was tijdens een hazenslaapje in de late namiddag. Vlak daarna ging ik wandelen en stapte een fabel, of eerder, een parabel binnen. De les ervan was de volgende: Draag er zorg voor zo weinig mogelijk te Doen en zo veel mogelijk te Zijn. Later kwam nog een volgende conclusie: Then comes joy, then comes sadness
                                           this cannot be avoided.
                                           Come joy, come sadness,
                                           this is life.
                                           I am not that. I am not this. I am.
We eten de wereld en transformeren hem terwijl hij ons transformeert. Wie geleerd heeft van wat was zal kennen wat zal zijn.

Soms hoorde ik cryptische boodschappen; 'De mens als tijd' Toen ik antwoordde  'De tijd als mens' werd mij gezegd dat dit gevaarlijke spelletjes waren. 'Wie meedoet neemt niet deel, wie deelneemt doet niet mee', of 'Het probleem is de oplossing, de oplossing het probleem'. Op de rondrit in een droom stop ik voor het raam van een goed aangeschreven maar oerprovinciaal zondagochtendcafé waar de burgerij koffie slurpt en taartjes eet in zelfgenoegzaamheid en oppervlakkig fatsoen. Dit is een stadje waar zelfs de tijd niet zou willen blijven stilstaan; alles zo uitzichtloos netjes. Dan hoor ik een zin: De vrouw moet zich met het wezen van het land identificeren, de man moet zich én met het land én met de vrouw identificeren.


IK BEN DE VINGER OP DE TREKKER VOOR DE SCHOK IN DE OCEAAN !
Op de drempel van de slaap, ver voorbij het waken, hoorde ik duidelijk deze zin. Dit riep angst en onrust op. Je weet niet meer of je waakt of slaapt en in de hitte van de nacht woel je om en om, misschien slaap je, misschien waak je, misschien loop je langs het spoor van herinnering, associatie en fantasie, of misschien droom je al, en ontstaat die droom pas echt als je ontwaakt en probeert te noteren. Het opschrijven is immers selecteren uit het diffuse droommateriaal, de indrukken die zich bij het ontwaken vaag aandienen.
Meer en meer begon ik tijdens de droom over de droom te denken, mezelf aan te sporen, hou dit bij, werp dit weg, en alles uit het labyrint en de realiteit, het bewuste en het onbewuste, lelijk en mooi, trots en verworpen, letterlijk alles spreekt tot mij; dit ben jij, dit ben jij, dit ben jij, en alles moet ik beamen, alles flitst
even op en verdwijnt dan en ik blijf achter in de ultieme relativiteit, alles is tegelijkertijd van het hoogste belang en irrelevant.

Ik word mij meer en meer bewust van de angst voor de eigen energie die ons allen afremt en een droom spoort mij aan: Wees op alle vlakken waakzaam zonder echter in paranoia te vervallen en laat veel licht toe in het gebouw (ik zie een zonovergoten trappenhuis).
Reeds geruime tijd was ik meditatief bezig mijn vader te vergeven en er kwam van langsom meer ruimte waar vroeger spanning had geheerst. Toen dit proces haast achter de rug was had ik een droom waarvan de humor mij bijbleef. Ik liep herhaaldelijk voorbij het huis waar mijn vader, die dus niet gestorven was maar bij een andere vrouw ingetrokken, nu verbleef. Uiteindelijk kwam de vrouw naar buiten en vroeg of ik Roger zocht en of ik een kennis was. Ik beaamde dit en zei dat wij elkaar goed gekend hadden 'tijdens de oorlog'.

Dan kwamen dromen met beelden van het collectief onbewuste en mijn afdalen daarin. Ik leerde nooit angst te hebben in de droom. Er was zelden of nooit het paniekerig trachten wakker te worden dat vele dromers parten speelt. Ik zocht de engelen en voelde me soms slechts als door een flinterdun vlies van hen gescheiden. 'Ik daal af in een duizelingwekkend diepe trechter en zie een onschatbare hoeveelheid schilderijen, beeldhouwwerken en andere kunstvoorwerpen uit het verleden die het gebouw, hoewel vervallen, een enorme waarde geven. Dit beeld zal ik later tegenkomen op het 32ste pad als ik met kabbalistisch padwerk begin (het betreft hier een discipline van visualisaties die u via allerlei paden van sfeer tot sfeer (sefira) op de levensboom uit de joodse mystiek leiden)

             I was brought low
             by weight of sorrow
             now I must cope
             with weight of hope.

Na zoektochten door gehavende steden waar men de deuren vaak gesloten vindt en de mensen onbegrijpend, waar men vruchteloos kleren past en baadt in stinkend zweet van ongemak, waar het voedsel schaars is en nauwelijks eetbaar, en waar de treinen moeizaam rijden en nog nauwelijks perrons vinden, na al het oeverloze praten en het zo ondankbaar denken komt een stem met de aansporing:
LAAT DE MAAN DOOR DE MAAN GEWASSEN WORDEN !

Op 25 september begon ik het padwerk. Vlak voor het slapengaan visualiseerde ik een poort nadat ik eerst naar een afbeelding ervan had gestaard. Ik stapte er doorheen en liet het lijnenspel van de voorhang langs mij heen gaan. Ik knipte het licht uit en legde het hoofd neer en op slag flitsten met onthutsende indringendheid
vier beelden op mijn netvlies. Slechts enkele ervan kon ik thuisbrengen, en dan nog vaag. Ik was ontdaan en veerde recht. De maan stond glashelder aan de hemel als een zilverharde spiegel tussen jagende pluiswolken. Schuin links eronder schitterde een geelgouden ster. Het werkt. Het is waar.
Toen ik de volgende dag aan de hand van de tot dan toe ongelezen tekst de meditatie beleefde en voor de eerste maal het 32ste pad bewandelde kwam ik dezelfde beelden weer tegen en wist dat een nieuwe fase aanbrak. Dit pad leidt van Assiah (het materiële) naar Yetzirah (het 'astrale') waar zich ook de droomwereld situeert. Het pad eindigt in Yesod, de Maan, en de entiteit die hier regeert is Shaddai El Chai. Deze begon ik nu telkens voor het slapengaan te visualiseren en om dromen te vragen. De droomkracht had een naam en een aanschijn gekregen.

'Het conflict komt in een beslissende fase. In de grijze straten zal het ultieme wapen gebruikt worden. Ik sta er vlakbij als het gebeurt. De Bom is gevallen. Dit is ijzingwekkend nieuws maar je ziet geen paddenstoelwolk, geen brand, je hoort geen oorverdovende knal. Met een zeker defaitisme kijk ik naar de plaats waar in de eindeloze grijsheid de explosie plaatsvond. De straling zal mij fataal worden, mijn organen vinden en haar werk doen. Maar de enige straling die ik opmerk is die van de gewone geperverteerde energie in de mensen op straten en pleinen, de gewone gebroken passie. Dan kijk ik in de lucht; daar hangt een reusachtige planeet, niet muisgrijs zoals alles hier beneden maar een kolossale bol met de kleuren van de aarde, en daar zie ik de gevolgen van de explosie zich voltrekken. De zeeën en continenten vervloeien en terwijl ik onthutst en gefascineerd toekijk worden zij een gestileerd groen bloempatroon op blauwe achtergrond. Zo verandert de planeet in een kosmisch klavertjevier. Dit hebben wij nooit eerder aan het uitspansel gezien en na de eerste schok lijkt het geen ramp. In de droom hangt een sluier van waarachter één of twee vrouwenfiguren mij geruststellend, hoewel onverbiddelijk, toespreken.

Dan kwam de eerste droom waarin de droomimpuls zich in twee parallelle beelden vertaalde. Een vriend is door een demon in een hinderlaag gelokt en gecastreerd. Toch lijkt het meer of hij een vinger kwijt is. Ik zie de snede in zijn hand en tegelijk is het ook alsof een hele straat is ontploft en afgebrand. Men kan er niet over of door. De verminkte zint op wraak.

'Ik lig samen met drie anderen op de grond. Wij zijn toegedekt met dierenvellen. Hier worden taken toegewezen. Ik zal mij naar het Westen keren. Dit is het strand en ik sta bij de zee. Dit is zoals het hoort. Ik ga weg en voel dat een last van mij afgevallen is en dat een betere periode aanbreekt. I've got lights in my brain. Nu zal vooruitgang geboekt worden.'
Ik begin over de holografische aard van droom en dag te speculeren. 'Ben met een vrouw op bezoek in een huis dat ik, of zij, of de legende, van vroeger kennen. Toen was het een kolenhandel of kon men er zerken kopen. We herkennen het huis maar weten niet waaraan, misschien aan een poort of aan iets in het half ornamenteel metselwerk rond een deur. Binnen lijkt het bouwvallig maar wellicht is het eerder ons geheugen
dat in gebreke blijft; het spanningsveld tussen wat we hier ééns gezien hebben en de vaagheid van het nu waarop we zoals altijd onvoorbereid zijn. Het directe van het eeuwige nu wordt immers steeds gemeten, helaas, aan onze kencategorieën uit een eeuwig vroeger dat ons gevormd heeft en verminkt.'
                                               
Er is iets onvermijdelijks aan ons traject doorheen dit labyrint met zijn ontelbare opties. De ene keer lijdt men pijn en denkt eraan te sterven. Waarom ook niet ? Indien de on-zin theorie van het leven waar zou zijn dan is het uit en valt er een oneindige zwarte stilte over een heelal zonder betekenis; stilstand en vergetelheid, voorwaar geen onaantrekkelijke idee na de storm van het leven met zijn confligerende emoties. Indien wij anderzijds een zoete tunnel zouden ingaan vol wit licht waar alles van liefde vibreert en een verruimd bewustzijn van de hartslag der dingen, of, minder sensationeel, er een nieuwe fase aanbrak in een evolutie naar volmaaktheid toe, zou ook dit verre van onaangenaam zijn. Waar hebben we dan angst voor tenzij identiteitsverlies wat de cluster is waar we onze misplaatste loyaliteiten koesteren ? Ach, vrij te zijn van zowel vrijheid als belemmering !

De hoeveelheid beelden nacht na nacht is onvoorstelbaar. Soms zijn ze meer sluier dan onthulling. Er is nu haast doorlopend een 'commentaarstem' bij de beelden die occulte of andere wijsgerige toelichtingen geeft. Met wisselend succes poog ik een vorm van controle te verwerven door bijvoorbeeld naar mijn handen te kijken tijdens het dromen. Ik zie hoe veel dromen in feite montage-probeersels zijn rond één bepaald, soms mineur thema. Op vrij vergezochte wijze wordt met beelden en situaties gegoocheld die pre-occupaties uit de bovenste lagen van het half-bewustzijn naar voren brengen. A la recherche du rêve perdu !

Een wat langere droom waarvan ik het centrale element ook bij anderen ben tegengekomen.'Ik ben in een houten huis met een binnenkoer. Daar is ook een wezen dat mij achtervolgt om mij te doden wil het zelf niet door mij gedood worden. Soms is het een vrouw, dan weer een man. Ik tracht het te ontlopen maar het komt op me af. Hoe ik er ook naar sla met de vuisten of een stuk hout, het lijkt wel onkwetsbaar. Toch zijn we niet echt vijanden. Iemand geeft het wezen, dat nu een vrouw is, een geweldige slag met een balk en nu is het toch enigszins beduusd. Ik vlucht het huis in, na lange tijd verschijnt het weer. Ik sta op de balkonveranda waaronder het voorbijkomt en ik kan niet nalaten het van bovenaf even speels  door de blonde haren te strijken. Het draait zich om en is nu een vrouw met lange bruine haren en bruine ogen en komt weer op me af. Soms is het ook  een voorwerp dat ik tracht te vernietigen, een boek of een klein muisje in een papieren zakje dat ik poog plat te stampen. Eéns heb ik het in handen en is het een papiertje of een hoopje lillend vlees. Ik acht het nu onschadelijk en werp het weg maar bedenk al vlug dat ik het beter in snelstromend water had geworpen. Als het dan nog ooit weer tot leven kwam was het ver van hier en zou ik veilig zijn. Dan heb ik het nogmaals vernietigd en is het nog slechts een boekje met zijn foto (nu een man) op het omslag. Het is veilig en diep opgeborgen in de kelders maar op een dag klimt de man herboren op uit de gewelven en ik loop weg. Maar hoe ik ook ren, mijn tijd is gekomen, zal ik nu sterven ? Toch word ik niet gillend wakker, dit moest hoedanook gebeuren.

En elke avond voor het slapengaan invokeer ik Shaddai El Chai en vraag met aandrang om leerrijke dromen. Slapend nog vat ik ze al samen, reflecteer eromtrent en wordt vaak aangemaand oplettend te zijn. 'Samen met een onbekende bespreek ik het mystieke proces en de Holy Guardian Angel. Er moet nog één transformatie komen die zo voor de hand liggend is dat het hemeltergend aanvoelt er niet eerder aan gedacht te hebben. "Het is zeer vreemd te beseffen dat men op de jager jaagt." '
De volgende nacht weer een gesprek met dezelfde figuur aangaande het Werk. Dit in verband met een talisman die ik maakte. Ik zie prenten die tonen hoe dat moet. Ik meng offervoedsel op een schaal, anderen doen dat ook. Het laatste ingrediënt is zout (zout, kwik en zwavel zijn de hoofdelementen in de alchemie). Er klinkt ritueel gezang en de talismans worden geconsacreerd. Het gezang weerklinkt luider en suggereert een oeroude ritus. Ik begin aan de consecratie van mijn schaal. Ik ontwaak even en droom dan weer verder: lange tijd bracht ik door op een plaats gelijkend op die waar de consecratie plaatsvond. Dit heeft iets van een ziekbed, er zijn nog mensen. Ik zie beelden van winters en zomers, het gevoelsritme van het leven dat ik leidde. Er is een warmte, misschien van een vrouw, maar ik zie haar niet. De tinten zijn beige, er heerst een zekere geborgenheid maar te diffuus om echt rust in te vinden. Dan volgen bespiegelingen over magie en transformatie en de parameters van geestelijk leven. Het drama dat al de godsdiensten uit het onbewuste heeft doen ontstaan, ten eerste als een afspiegeling van de fantasmen en anderzijds als machtsfactor wat de sociale vertaling is van het eerste.
Er is een paradox omdat het bewustzijn ons definieert en afzonderlijk maakt terwijl tegelijkertijd in het collectieve onbewuste alle grenzen vervagen en wij elkaars eigendom zijn; wij zijn een gemeenschappelijkheid in onze uniciteit. Deze woorden zijn ontoereikend en dat is de natuur van woorden. Als mensen zijn wij haast constant ontoereikend en dat is de natuur van mensen. Onze gevoelens zijn afgrondelijk lelijk en hemels mooi, platvloers en verheven en dat is de natuur van gevoelens.


Ik sta aan de grens bij de douane. Het duurt hier nog wel even. Ik koop een karton sigaretten voor 218 fr. (Sephet Sephiroth: 218, The Creative World, The Benignity of Time, The Moon). Ik ben in een kamer, zoldering en muren moeten een grondige beurt krijgen, er hangen zoveel prenten aan de muren. Er is telefoon. Talismans en meditatieve processen worden geëvalueerd. Het is een kleine stap aanr de sterren !

De nacht van 1 op 2 december.
Bij het begin van de droom zag ik het quartz voetstuk van Shaddai El Chai met de zich oprichtende zwarte slang. Een goed teken voor deze nacht waarin ik meer inzicht kreeg in de onderliggende mechanismen van mijn droomactiviteit. Reeds eerder was mij opgevallen dat de droom vaak zichzelf lijkt te herhalen of dat een bepaalde symboliek of 'droomgedachtengang' steeds gerefraseerd wordt. Nu zag ik een viertal taferelen met gelijklopende thematiek maar in een ander compartiment van mijn droombewustzijn liep een aparte tekst. De taferelen hadden actie en tekst maar simultaan was er supra-dialoog: een indringende bespreking en haast prismatische doorlichting van de betekenis en implicaties van mijn persoonlijk magisch motto. De herinnering is hier niet strict verbaal maar ligt in de buurt van wat ik het cellulaire weten noem (cfr. LSD en psycholoog Grof's magnum opus, Geboorte, dood en transformatie). Het motto werd herleid tot wat in de magie de formule van het universum heet, zijnde 2=0. Ook de boeddhistische leer aangaande het illusoire zelf. Twee=nul, het verleden en de toekomst zijn in wezen onbestaande en dus nul en deze nul is het eindeloze NU van de onbestaandheid der tegengestelden die men paradoxaal genoeg de cruciale motoriek van de dualiteit zou kunnen noemen. Veel woorden om iets wat cellulair beleefd moet worden te ontrukken aan de astrale mist. Dit alles als parallelle klankband naast taferelen in de klassieke droombeeldtaal. Ik vermoed dat dit parallellisme een constante is die ons nog te dikwijls ontgaat. "Bereik een evenwicht onafhankelijk van uw omstandigheden. Wees beminnelijk en onbewogen." (het lijkt Spinoza wel)

De nacht van 2 op 3 december
In het eerste deel van de nacht heb ik een droom waaruit ik angstig ontwaak, iets wat totaal ongewoon is. De droom had ook helemaal niets van een nachtmerrie. Het ging om een beeld van in een tunnel gezogen te worden of op te gaan in een verblindend licht. Als ik weer inslaap houdt dit mij nog bezig en hoor ik  een stem die zegt dat dit een beeld is van ver voorbij de sluier van Paroketh, het is nog te vroeg  Ik weet dan amper wat Paroketh is (een hindernis die de toegang tot de hogere sferen van de levensboom bemoeilijkt). Dan komen taferelen waarin ik niet ik ben maar wel 'de protagonist'. Ik kom in situaties waar ik de identiteit van al de vertolkers om beurten aanneem en doorvoel. Alles is hier subtiel en ik vind dit normaal, we zijn niet in Malkuth (aarde) waar alles concreet is, hier is nuancering de wet. Ik onderken een mechanisme in de droombeeldvorming dat ik zal trachten te formuleren op een wijze die de veelheid van beelden en het parallellisme ervan zou kunnen verklaren. Er van uitgaande dat de centrale electrische impuls van beeldvorming gegeven is zien we die zich vertalen in een aantal versies met elk hun eigen invalshoek en nadruk. Angst, wens, twijfel, de verschillende fantasmen en complexen etcetera wellicht ad infinitum wat meteen het caleidoscopisch effect rond elk beeld verklaart want ieder die hier dieper op in gaat of het ervaren heeft zal zien dat achter elk droombeeld een schier eindeloze rij van varianten op hetzelfde thema verschijnt. Men zou van themanachten of nachtthema's kunnen gewagen. Weer denk ik aan de theorie van een holografisch universum. Er is geen centrum dat een lineaire reeks hologrammen produceert maar eerder een vortex even groot als het totaal van de in te schatten werkelijkheid, één en al beeld na beeld na beeld. Deze NA is geen tijdsbepaling want het betreft hier een simultaniteit. Wij zijn simultaan alle voorouders en alle nakomelingen.
Volgende sekwens: Vrienden staan op straat met hun wagen. Ik rijd vooruit met de fiets. Ik peddel traag, de weg is zonovergoten. Zij halen mij niet in. Op het eind van de straat die nu een landweg geworden is wacht ik onder een boom in volle bloei, dit is de Eeuwige Zomer. Er komt een vrouw aangefietst, zij is gebronst en zij is een Verkenner, een Voorloper, anderen moeten nog komen. Wij praten in deze Zomer, deze Zon en wij zijn zinnebeelden. Zullen wij ons verenigen ? Er komen gelijktijdige beelden of mogelijkheden: in het ene verdwijnen zij en ik achter een heg op een hoger plateau. Dit is de comsumatie van de Liefde. Dan is er het
andere beeld, in nieuwscamerastijl met toeschouwer. De protagonist sluit de ogen en gaat blindelings het Grote Licht in. Even zien wij door zijn ogen de vortex van goudrood licht vol tollende cijfers en getallen; dit loopt slecht af en hij wordt diep onder de zeespiegel opgeslokt in een opening die langzaam sluit, of hij wordt verzwolgen door de zuignappen van een reusachtige octopus, alles diepzeegroen en grijs en blauw, dit is het eind, de ondergang. En op het andere programma gaan die Twee vanonder de Boom in de Zomer vandaan naar de plek waar Zij thuishoren.
Hier wil ik even nader toelichten: de gelijkenis tussen het beeld waardoor ik bij het begin van de nacht angstig ontwaakte en het laatste zal u niet ontgaan zijn. Toen ik een zestal weken later tijdens padwerk doorheen de sluier van Paroketh ging bleken sommige beelden uit deze droom zich te bevinden op het vierentwintigste pad dat naar de Zon in Briah gaat (Briah is de Scheppende Wereld, the Creative World, en ik verwijs naar de sigaretten bij de douane gekocht voor 218 fr. Hallo, bent u daar nog ?)
Het beeld van de Geliefden zie ik als dat van de harmonieuze overgang van Yetzirah naar Briah via het 25ste pad, het andere is dat van het Bewustzijn dat ten prooi valt aan de Duistere Moeder. De hoofdletters hier leken mij de enige manier om het numineuze dat mij doortrilde te expliciteren.
Volgende sekwens: We zien een grote kudde schapen, die ook mensen zijn. Een ram wordt terug in de kudde gedrongen door de herder. Dit is zijn straf, hij had het gebeurde in de vorige sekwens moeten verhinderen, nu wordt hij gedegradeerd en de kudde weet dit. Overal krijgt hij slagen en trappen, hoe hij ook poogt anoniem in de menigte te verdwijnen, elkeen heeft weet van zijn falen. Dan zien we de ram en ZIJN we de ram die vrouwenkleren aanpast, in wanhoop probeert hij vrouw te worden of zich zo voor te doen om niet meer op te vallen. We staan erbij als de goede herder, de leider, de schepper en we zien hem, zien ONS de rok aanpassen, een blauwe strenge jupe tot op de knieën. Volgend beeld is dat van de Ram/Vrouw als van een hond, een Duitse shaper en de herder die spijt krijgt en begrip voor de ram. Die kon het ook niet helpen dat hij zijn natuur volgde, die twee onder de Boom waren wolven, de ram moest de kudde niet voorhouden ook wolven te zijn, dat is de schapen niet gegeven: de Ram, de Vrouw, de Herdershond, hen treft geen blaam. Ook de wolven treft geen blaam. (mijn sterrenbeeld is Ram)
In de hiernavolgende dagen vloeide een grote kracht door mij heen, groot inzicht en zekerheid, tijdelijk was mijn bewustzijn effectief in Briah, maar door de diepgewortelde tegenstellingen in mijn gevoelsleven (Yetzirah) kon ik deze toestand, waarvan ik mij toen niet in deze termen bewust was, onmogelijk handhaven.

Enkele droombeelden uit die dagen: Er is oproer geweest in het dorp. Nu wandel ik de stille laan in. Tussen de bomen kijk ik uit over de velden; alles is zachtgroen en rustig en in dynamisch evenwicht. Hier kan men ademen zonder angst vergiftigd te worden. Nu sta ik bij de muren van een groene stad die dicht begroeid zijn met klimop, een stad op mensenmaat. Ik dwaal erin rond en zie dat in deze rust de basis ligt van alle evenwicht. Achter de stille stad ligt een vijver als van smaragd en op het pad errond kom ik weer mensen tegen. Zo gaat dat.
Kerstmis wordt voorbereid. De sferen van de Levensboom zijn als kleurige schalen en iemand geeft er hoog van op maar ik denk: dit is geen commercieel product, maar wel de ernst van het leven waar zeker spirit en humor bijhoren maar niet de platvloersheid die de gangbare grootste gemene deler is geworden. Het bewustzijn moet als Daath langs de paden en de sferen gaan en herhaaldelijk onder, over en door de Afgrond naar de Kroon. Als ook die tot de geassimileerde levenservaring behoort hoeft Daath niet meer te reizen en kan de laatste illusie die de Tijd is samen met de Boom vervloeien in het Niets.

Het werd nu moeilijker om dromen te noteren zoals ik tot dan toe had gedaan. Elk beeld had parallellen zodat het vaak onbegonnen werk was lineair te beschrijven wat ik zag en voelde. Dingen die eruit sprongen probeerde ik via numerologie en andere methoden te duiden. Door de caleidoscopie en het "multiple image and meaning effect" begon mijn geheugen tekenen van vermoeienis te vertonen. En ook de dagen met hun platgetreden paden bieden toch die eindeloze keur en keuze aan mogelijkheden en alternatieven en vaak gaat onze energie veelal op aan het uit de weg gaan ervan. We blijven koppig de realiteit die we zogezegd kennen eindeloos herscheppen uit angst voor het ongekende, onbegrensde.

Soms konden dromen ook kort en onthutsend zijn. Zo bevond ik mij in een droom alleen in een typische droomomgeving, een diepe grot of gewelf met weinig licht toen plots een dwingende stem mij zeer luid de vraag stelde : WAAROM ZIJT GE GEKOMEN ?  En ik besefte dat dit de levensvraag was en ik wachte gespannen af wat ik zou antwoorden, inderdaad, waarom was ik op aarde ? En mijn antwoord was: "Om alle vormen van verdriet te ervaren". Ik werd volledig ontdaan wakker, was dit mijn levensprogramma ? Nu, jaren later, voel ik mij hierbij nog steeds onwennig.
In een andere droom ben ik gevangen genomen en zal terechtgesteld worden. Ik word voor het vuurpeloton geleid en wacht mijn einde af terwijl ik tegelijkertijd wist, dit is een droom dus wat een unieke gelegenheid om te weten hoe sterven is en toch morgen voort te leven. Ik was zeer benieuwd. Toen weerklonk het salvo en ik voelde de kogels mijn lichaam binnendringen en op dat ogenblik werd ik door reddende entiteiten weggevoerd en weer tot leven gewekt. Ik moest hen wel dankbaarheid tonen maar innerlijk vervloekte ik hen want zij hadden mij een unieke ervaring door de neus geboord.

Nu wil ik nog het verhaal doen van een nacht waarin de elementen van de techniek die ik, waar mogelijk, toepaste, allemaal duidelijk aan bod komen.
Ik ben in een supermarkt met iemand en zing of schrijf een bitter lied. Mijn gezel vindt het te negatief. Het gaat over het leven welks prooi wij zijn. In de droom klinken de woorden duidelijk in hun onverbiddelijkheid. Ik verlies contact met mijn gezel en loop tussen de wasproducten en kuismiddelen in die oerlelijke winkel vol verbruiksgoederen die ons het idee moeten geven dat we de zaak in handen hebben, dat we via dingen die we al of niet kunnen kopen een soort macht in de onmacht kunnen verwerven, een vorm van zekerheid: er zijn er altijd die minder hebben dan wij en zij die meer hebben zijn snobs die geen maat kennen. Vaak zit in de ons omringende situaties dat soort boodschap die ons troost of bitter stemt, alnaargelang. Dan kom ik bij de uitgang, ik moet afrekenen. Ik moet 511 fr. betalen. Ik geef 520 fr. omdat ik niet kan passen (511: het Hoofd. 520: Tranen) Dan sta ik buiten met de verkoopster, ze moet daar de klanten inlichtingen geven of de weg wijzen. Het is een zonnnige dag, zij is een gouden meisje, vriendelijk, ongekunsteld, wij mogen elkaar wel. Schuw vraagt ze of ik misschien een naald heb voor haar; ik zoek in mijn portemonnee maar vind enkel spelden. Ik bied aan voor haar een naald te gaan kopen, maar zij zal er zelf wel even om gaan in de supermarkt. Zij gaat binnen. Er komt een viertal jonge mensen op me af die de weg vragen naar de De Burburestraat (698: geen notering, herleid tot 23: Vreugde, een 'Draad', Leven. Burbure: 409, Patriarchen, Vaders, Een (vrouwelijk), Heiligen). Ik weet dat dat hier ergens in de buurt moet zijn, het meisje komt er weer aan. Ze zegt dat het een zijstraat van de Statielei is (123: een godsnaam die de drie bovenste sferen impliceert). Ik zeg dat ik zoiets al vermoedde. De vier gaan op weg, het meisje en ik ook. In de buurt van de Sint-Benedictuskerk (465: Kus of 945, Hoogste God) vlakbij de straat die in de Grote Droom naar de Eeuwige Zomer leidde, nemen we afscheid in de zon. Een ontroerend  onhandig afscheid waarin een belofte schuilt. Ik 'kus' de rug van haar hand. Zij gaat in de richting van de Wouwstraat (368: de geest van de Goden der Levenden). In een hoekhuis waar beneden een café is moet ik zijn, er is een sterfgeval in de familie. Door een smal trappenhuis ga ik naar boven en formuleer nog een bitter lied vol staf- en binnenrijmen. Ik zal er aan werken op de familiebijeenkomst zodat ik er zal zijn en toch ook niet, hoe dikwijls heb ik schrijven niet gebruikt als een vluchtheuvel in de onaantrekkelijke realiteit. Onderaan de trap wordt mijn naam geroepen, de familie zit in de gelagzaal. Het is een grauw ongezellig café met het soort mensen dat hiervan hun tweede thuis maakt om zich grijs en ziek te drinken en te roken.
Dat is de hoofdverhaallijn, de rest bespaar ik U maar het fragment illustreert goed de numerologische werkwijze. Doch de nacht is niet voorbij en op gevaar af uw geduld totaal uit te putten leg ik u een voorbeeld voor van wat ik een "ruminatieve" droom zou willen noemen.
En wel aangaande het zoeken naar het échte gebed, en het gevecht met datgene in ons dat bij alles wat we doen al tegelijkertijd verslag uitbrengt zodat wij ons al uit de ervaring verwijderen terwijl ze omzeggens nog te gebeuren staat. Een mechanisme dat ons vervreemdt, dat op veilig speelt, zodat we ons zelden engageren, zelfs niet in meditatie. Poog te zien en zijn recht vanuit het hart, vanuit de cellen en op non-verbale wijze, niet in de hardheid van woorden die ons reeds van het ware gevoel distancieeren. De non-conceptuele schreeuw van het hart naar een hoger zelf. Hoe dicht liggen hier waan en werkelijkheid bijeen, en hoe makkelijk is het de waan in te gaan en hoe moeilijk de weg terug te vinden want de waan is zonder wegen. Verzacht tot elke prijs het hart; de tederheid van het ware moet telkens weer in zachte worsteling aan het moment geschonken worden. Oh break, my brutal heart !

Er volgt een reeks dromen over zelfstandigheid en de problemen die ik daar blijkbaar mee heb, steeds het beeld van de onderbenen die soms ten prooi vallen aan kannibalisme en die in waaktoestand door krampen geteisterd worden. Dan dromen van de Schaduw waarvan één mij is bijgebleven: In een straat van een oosterse stad die voor de mensen daar ook vaak de lééfplaats is ontmoet ik, eindelijk en misschien meteen ook voor het laatst de Tegenstrever, die vanouds de vijand was. Hij is een westerling maar met het gladde gelaat van een oosterling. Wat de culminatie van ons conflict moest worden is een vluchtige ontmoeting waaruit blijkt dat wij in feite bondgenoten zijn. Dit is het einde van een tijdperk; we hebben slechts luttele momenten en ik zie dat wij onbewust van elkaar gehouden hebben. Hij gaat naar een ander land in een andere tijd waar ik hem altijd kan vinden, iedereen kent hem daar. Nu moeten we afscheid nemen en in deze melee van mensen op het moment dat ik de liefde achter de jaren van antagonisme begrijp maken zich een groot verlangen en een diepe spijt van mij meester samen met iets als van berusting: dis is de textuur van gevoelens achter elk diepgaand bewustzijn in het leven. Na een aantal andere beelden zie ik een complex beeld van heel mijn bewustzijn waarin drie mogelijkheden geboden worden (cfr. de 3 pilaren op de Boom) en met elk ervan kan ik vrede vinden.
Gone. Gone beyond. Gone beyond the beyond.
Here. Ever here. An infinity of here.
Now. Ever now. An eternity of now.



Hier moet ik een bizarre ervaring vermelden die mij nog altijd bezig houdt. Ik heb de gewoonte om op rustige momenten in mijn winkel een hazenslaapje te doen in een hoek van de zaak die van buitenaf niet te zien is. Een namiddag had ik mij daar neergelegd en ik viel in een diepe slaap, veel dieper dan normaal omdat ik meteen bij het opengaan van de winkeldeur moet kunnen opveren. Ik droomde dat ik bij de ingang van een drukke winkel stond. Ik keek naar de mensen binnen en mijn aandacht werd getrokken door iemand die mij vanachter gezien bekend voorkwam. Ik verstijfde toen ik merkte dat ikzelf dat was daar in die menigte. Ik realiseerde mij dat ik me in een soort van dubbele uittreding bevond en dat is verwonderlijk vermits ik mij nooit in de literatuur over astraal reizen verdiept heb. Stijgende opwinding maakte zich van mij meester nu ik begreep dat ik mezelf zou kunnen volgen in deze droom en dat ik zo misschien wat in mijn yetziradisch wezen nog niet in de haak was zou kunnen rechtzetten. Ik besefte dat dit uniek was en maakte mij op die andere ik te volgen en van geen vin te lossen. Hij keerde zich om, liep de winkel uit en kwam in mijn richting. Even had ik angst dat 'hij' me zou herkennen en ik wist niet wat er dan zou gebeuren. Kordaat stapte 'hij' me voorbij dieper zijn droomwereld in en net toen ik wou volgen gingen bliksemsnel een aantal dwingende overwegingen door mij heen. "Je ligt hier totaal onbeschermd in deze voor iedereen toegankelijke winkel in Antwerpen. Je zal niet zoals anders wakker worden als iemand binnenkomt. Iemand die astraal is uitgetreden mag onder geen beding door een ander worden gewekt of aangeraakt. Je moet onmiddellijk wakker worden. Dit was een unieke gelegenheid en je gevoel van spijt is zeer gegrond." Dit alles in een fractie van een seconde waarbij ik me ook nog verwonderde over het feit dat ik dit alles wist. Toen probeerde ik te ontwaken. Het duurde onwaarschijnlijk lang en was zeer moeilijk. Ik denk nu dat het verscheidene minuten duurde. Redelijk snel had ik wel het bewustzijn terug één in mijn lichaam te zijn maar ik slaagde er niet in de ogen te openen terwijl ik me toch erg bewust was van hoe ik daar lag. Ik leek door een lange zilverkleurige tunnel als van chroom te gaan en moest werkelijk worstelen om na verloop van tijd eindelijk de ogen te openen. De vrees dat ik nooit meer zulke kans zou krijgen is tot vandaag helaas waarheid gebleken.

De nacht van 28 maart.
Een vriend komt langs vlak voor hij de reis zal maken die niemand ooit gemaakt heeft, en die alle wetten tart. Een beeld van een ruimteschip dat 5000 km. per uur doet. Wij verdelen een wit poeder en hij maakt zich zorgen over de hoeveelheid. Even ben ik ook met die vraag begaan maar dan laat ik ze los, hoeveelheid en getal zijn nu mijn zorg niet meer. Ik ga mee naar die wereld, een andere wereld. Later spreekt een stem in pseudo-wetenschappelijke colloquiumstijl over hoe en waar wij zijn. Reizen wij in het element ruimte dan is 5000 km. per uur te snel of te traag (het probleem van de professor-uitvinders in stripverhalen). Reizen wij in de tijd (en hier klinkt ironie door in de stem) dan moeten wij kiezen tussen toekomst en verleden. De stem lijkt slechts één conclusie open te laten en doet dat met de nodige humor: wij reizen doorheen parallelle universa, wij zijn hier en wij zijn daar (cfr. Tsjwang Tze en de vlinder). In de wereld waar ik beland en waar ik een vreemde ben is er minder lichamelijkheid; hier zijn ook wel woede en strijd maar geen tastbaar lichamelijk lijden. De wezens hier hebben een soort vrouwelijkheid en lijken wel te zweven. Ik ben hier een indringer en toch maakt het feit dat ik hier bén ook een soort recht uit hier te zijn. Wij mengen ons onder die wezens maar kunnen ontdekt worden, dan besprenkelen zij ons zodat wij een geur verspreiden die elkeen voor ons op zijn hoede stelt hoewel onze identiteit hiermee niet exact vastgepind wordt. Dit maakt dat wij door een vorm van mimicry steeds onze omgeving moeten verschalken om hier geduld te worden, wat ons begerenswaardig lijkt.
Dan een beeld van mezelf als deel van een groep, maar welke ? het kan een grote witte tafel zijn, een soort snit en naadatelier. Identiteiten worden gecontroleerd, ik moet mij legitimeren, ik heb bezwarende documenten bij, die laat ik onder tafel vallen, vermoed men iets ? Ik moet andere papieren tonen, degene die iedereen hier heeft. Nu zit ik aan mijn bureau thuis, trek een lade open en zoek snel terwijl ik aan die andere tafel gewoon doe of er niets aan de hand is. De papieren onder de tafel waaien weg en de controleurs zullen ze vinden en achterdocht krijgen, vermoedens gaan mijn richting uit, ik zal mee moeten. Onder tafel zie ik nog sommige van de verkeerde papieren die mij blijkbaar dierbaar zijn. Op één ervan staat het magische beeld van de aarde, Malkuth, en dit ontroert mij enorm; het is het beeld van een jonge vrouw in een korenveld met bloemen in de blonde haren die één elleboog voor het gelaat houdt en de hand horizontaal open naar voren, daarboven ziet men haar ogen (in de droom denk ik dat het de ogen zijn van mijn engelbewaarder die ik eenmaal heb gezien, dagen later besef ik vol bitterheid dat het de ogen zijn van de vrouw die mij in het ongeluk heeft gestort). Haar dun gewaad verraadt de contoeren van haar borsten. Dit beeld heet Adonai Melekh en brandt in mijn ziel. Dan besef ik dat de groep rondom deze tafel ook nog een andere groep is: een verzameling mineralen, een oeroude rotsformatie onder een eeuwige hemel en er begint bij mij het inzicht te groeien dat de engelenscharen natuurprocessen zijn of eerder de elementen die deze processen bezielen, het tegengestelde van wat soms de "dode natuur" genoemd wordt, dus de zichzelf beseffende Natuur in groei en verval, iets moet sterven om iets te doen leven, compostering, gestatie, het beleven van die processen, dat wat hen bezielt en begeleidt is een engel of een engelenschaar in de dingen en ik ben een steen die sinds de dageraad der tijden in een bergrivier gepolijst wordt, ik ben de humus in het woud en de trage wolken aan de hemel.
Dan wordt ik door de controlerende entiteiten meegenomen, zij hebben hun twijfels over mij en mijn recht in hun wereld te zijn, ik wordt onder de hoede gesteld van een kind en wij zijn nu elders en buigen ons samen over een takje met ontluikende knoppen die dieprood en paars zijn, ik denk aan een appelboom. Er zijn twee soorten blaadjes, plattere en meer gekrulde, wij moeten ze benoemen, stambladeren en kroonbladeren. Tussen ons is vertrouwen gegroeid, het kind is graag bij mij, ik geef het één van de blaadjes maar daaronder zat er nog één en dat is verdord en bruin. Het kind schrikt, dit blad is niet van deze wereld en wie hier echt thuis hoort zou dit onmiddellijk gemerkt hebben. Ik merkte het niet en hoewel het van mij houdt maakt dit het kind wantrouwig; ik veeg het dorre blaadje weg en tracht er me met een grap vanaf te maken: als ik al een indringer ben heb ik toch niets  kwaads in de zin.
Dan ben ik in een soort klaslokaal waar een conflict woedt: dit ligt dichter bij het centrum van deze wereld, het zenuwcentrum. Iemand wordt door een open raam geduwd of springt uit vrije wil, ik kijk naar beneden om te zien wat er gebeurt. Het wezen heeft zijn lichtvoetigheid of zweefkracht verloren en slaat te pletter op de keien. Een ander wezen zweeft in de lucht en kijkt ook toe. Dat wat te pletter sloeg is verhard maar niet gestorven, het lijkt erop of niets hier sterft, men verhard of verluchtigt maar altijd gaat alles hier voort. In het klaslokaal woedt strijd, men slaat naar elkaars middel en toch kan men hier niet lichamelijk gemarteld worden, de wreedheid en hardvochtigheid, ze wegen op de geest, niet op het lichaam en zo verandert men hier. Twee vrouwelijke wezens zweven vooraan de klas, zij hebben iets van pastelgroen, zij zijn een soort tegenstrevers voor mij en toch beweeg ik er vrijelijk tussenin. Zij bereiden zich voor op een confrontatie of zullen aan iets het hoofd moeten bieden en met het oog hierop nemen zij een soort pillen waarvan ik denk dat ze psychotrope stoffen bevatten. Daar ik ook iets met deze frictie te maken heb bemachtig ik het witte glimmende doosje met de pillen, ze zijn klein en rond en schitteren wit, lichtgroen en iets tussen lila, roze en perzik in. Ook ik zal ze innemen want als dit een gebeuren in de geest is mag ik dezelfde hulpmiddelen gebruiken; wel is het zo dat dezelfde psychotrope stof in verschillende breinen ook verschillende effecten teweegbrengt maar die gok moet ik wagen.

Dit was mijn laatste grote droom en ook in de dagen hierna baadde ik in een groot gevoel van evenwicht en een zekere macht die daar mee gepaard gaat. Ook nu ebde dit relatief snel weg  omdat ik nogmaals mijn bewustzijn niet in Briah kon handhaven, wel integendeel, Yetzirah nam meer en meer bezit van mij, zelfs ten koste van Assiah (de materiële wereld). Reeds maanden had ik soms zeer veel moeite wanneer ik mij iets herinnerde om te bepalen of ik dat nu gedroomd had of 'echt' beleefd had. Enkele malen gebeurde het dat ik over straat liep en dat plotseling even het droombewustzijn over mijn wakend oog schoof als een scherm zodat ik enkele fracties van een seconde in een andere realiteit was. Nacht na nacht dwaalde ik doorheen de beeldenmassa's die moeilijker en moeilijker te benoemen en nauwelijks nog te beschrijven waren. Dieper en dieper echter wenste ik mij in dat gebied te wagen hopend nogmaals met grote dromen geconfronteerd te worden. Soms leek het of ik vermalen zou worden tussen grijze rotsformaties van onbestemde betekenissen met oceaandiepe nuancering en vaak werd ik verbijsterd wakker zoekend naar een glimmer van inzicht. Toch bleef ik elke avond om meer dromen vragen denkend dat er nog en nog te leren was terwijl ik nu niets meer noteerde omdat ik alles al gezien had en de rest toch niet te vatten was. Ik begon langzaam energetisch leeg te lopen hoewel ik mij hiervan niet bewust was. Begin juni ging ik op een ochtend op bezoek bij mijn vriend die me de beginselen van magie en kabbalah had bijgebracht. Vanuit de rijdende wagen keek ik naar de wolkenformaties aan de horizon en verlustigde mij in hun soliditeit. Ik speculeerde omtrent die landen in de lucht en hoe het zou zijn daarin te leven en ik betrapte mezelf er op dat ik de tijdelijke grillige vormen in de ochtendhemel als even tastbaar was beginnen zien als mijn huis, mijn wagen en alle andere zaken uit mijn dagelijks bestaan. Bij mijn vriend aangekomen ergerde die zich aan mijn gelatenheid 'jij die zo vinnig van je af beet' zei hij. Ik probeerde enkele recente droombeelden onder woorden te brengen en stelde verbaasd zijn stijgend afgrijzen vast bij mijn steeds verder in- en uitrafelend verhaal over nu inderdaad pietluttige steeds diepergravende maar nergens heen leidende astrale nuances en detailleringen. Na geruime tijd geluisterd te hebben onderbrak hij me abrupt en drukte me herhaaldelijk op het hart om nu, en wel nog vandaag, op ritualistische wijze een eind te maken aan mijn droomactiviteit aangezien ik groot risico was beginnen lopen. Wat ik gezien en beleefd en tot op zekere hoogte had leren beheersen voor het fout ging noemt men Het vizioen van de machinerie van het universum, het raderwerk van de Vormende wereld. Ik had gezien wat moest gezien worden en liep nu gevaar tussen de astrale raderen vermalen te worden. Hij vroeg me of ik dronk of andere beeldvormende stoffen gebruikte en toen ik ontkennend antwoordde zei hij dat dit enerzijds positief was maar ook tekenend voor iemand die zo overspoeld wordt door beelden dat hij geen extra input meer verdragen kon. Ook wees hij op het gevaar van het verdwijnen van het 32ste pad en de symptomen hiervan heb ik eerder aangehaald waar ik zei dat droombeelden mij soms wakend voor de ogen schoven. Hij wees mij op de onderscheidene gevaren van zowel Yesod als Tiphareth: in Yesod (Maan) bestaat de kans dat het ego desintegreert, wat bij mij aan het gebeuren was. In Tiphareth (Zon) liep men eerder het gevaar van de ego-inflatie. Geen rozen zonder doornen zeg maar.
Het was of enkel toen de uitputting in haar volle omvang tot mij doordrong, het gevoel nog enkel een schelp te zijn, en nog diezelfde avond deed ik de tegeninvocatie met visualisatie en gearomatiseerde kaars. Dit herhaalde ik negen avonden. Ik slaagde er slechts twee dagen later in het eigenlijke banishing ritueel, dat maar enkele minuten duurt, te voltrekken omdat de vermoeidheid zo groot was en het gevoel van tussen leven en dood te zweven zo sterk, dat geen energie kon vrijgemaakt worden.
Vanaf de eerste tegeninvocatie veranderde de teneur van de dromen, ze werden als het ware wit en egaal, en door de controle die ik hoedanook verworven had was het voor mij gemakkelijk om tussen droomfragmenten in de tegeninvocatie met bijbehorende visualisaties al slapende in te lassen. Mijn dromen, hoewel niet verbannen, werden gewoner en ik kon ze negeren. De astrale riool waardoor ik de laatste twee maanden gebaggerd had was afgesloten en ik kon aan evaluatie en herstel beginnen met een sterk gevoel op het laatste nippertje aan een catastrofe ontsnapt te zijn.

Nawoord

Op de vraag 'waarom ?' antwoord alles met zijn geschiedenis (parafrase György Konràd) De dingen zijn hun eigen matrix. Denk aan de ontwikkeling van de foetus die even de hele biologische evolutie recapituleert. De zin van de dingen is hun genetisch verleden en van daaruit geëxtrapoleerd hun potentiële toekomst in een eeuwig nu. Het antwoord op de zijnsvraag is het zijnsverhaal dat alles zegt en niets verklaart. De enige katharsis is de kortstondige mystieke tinteling in 'Zero' die van eenheid en totaliteit gewaagt. In den beginne was het heelal een lichtflits. Door de thans afnemende zonne-activiteit wordt de materie ijler en zal na nog eens miljarden jaren weer oplossen in licht. De mystieke ervaring is een cellulair gegeven, in laatste instantie heeft elke cel 'total recall'. Alle mystiek draait om licht, het worden van licht, erin opgaan. De cellen 'verlangen' naar wat er was voor alles er was en naar wat zal zijn nadat alles geweest is. Licht. Dit is veel meer dan Eros en Thanatos. Het is een paradoxale vorm van heimwee, een verlangen naar een heim of een thuis dat in zekere zin nergens 'is' en tegelijkertijd overal. Het licht is overal thuis.
Afgepeigerd maar onvermoeibaar volgen wij allen de contoeren van ons cellulaire vraagteken, ongrijpbaar gegrift in de ijlte van de illusoire tijd.


Naschrift 2011

Transacties in de duisternis was in feite een namiddagvullende lezing die ik hield voor wat wij toen het Seminarie noemden, een groep mensen met diverse achtergronden van het onderwijs tot de psychologie, radiomakers, een priester enzovoort. Ik kon daar ook de 'glyph' of afbeelding van de kabbalistische Levensboom tonen en het gezelschap was wel enigszins op de hoogte van de achtergrond.
Mensen die dit stuk later lazen beschouwden het vaak als een literair conterfeitsel dat aan mijn fantasie of creativiteit ontsproten was. Dat is het nadrukkelijk niet.
Het hele gebeuren kadert natuurlijk in een door mij toen doorgedreven  onderdompeling in magie en kabbalah, wat zeker aan de soms exorbitante droomactiviteit zal bijgedragen hebben. Dit alles was voor mij een vorm van zelf-therapie. Bij magie wordt door bijgelovige mensen, ook zij die ze bedrijven, vaak gedacht aan een soort boosaardige beinvloeding van de buitenwereld. Mij was het enkel te doen om de transformatie in mezelf. C.G. Jung heeft ook aangetoond dat de alchemie die nauw met dit alles verband houdt een psychologisch proces was, eerder dan een poging van onnozele halzen om goud te maken. Het goud moest in de geest gevonden worden.
Wat betreft de numerologie, of gematria, die ik toepaste kan ik het volgende zeggen. Er zijn verschillende systemen, mogelijk was er ook bij de Soemeriërs al sprake van maar het is wel bij de joodse kabbalisten dat ze meest intens wordt toegepast. Dat is gezien de structuur van het Hebreeuws nochtans problematisch en er bestaan dan ook verschillende systemen voor het toekennen van getalwaarde aan letters.
De joodse kabbalisten gebruikten dit bij wat zij 'pilpul' noemen en wat je oneerbiedig zou kunnen vertalen als kommaneukerij of muggezifterij. Zij probeerden zo een tweede betekenis achter de eerste van de woorden uit het oude testament te vinden en konden dan interpreteren en herinterpreteren dat het een lieve lust was. Maar als je lang genoeg zoekt kan je zo eender wat bewijzen zelfs als je een beetje moet tricheren. Het doet denken aan de Engelse occultist die een ongelofelijke theorie over de Grote Pyramide ontwikkeld had en die betrapt werd toen hij met hamer en beitel een hoek ervan onderaan aan het wegkappen was omdat anders zijn berekeningen niet klopten. De westerse numerologie zou in principe simpel moeten zijn door toekenning van waarden van 1 tot 26 maar zo gemakkelijk is het dus niet gegaan. In elk geval heb ik enkele jaren lang alles numerologisch proberen te duiden en in feite liep dat op niets uit, ok, soms had je leuke resonanties maar uiteindelijk ....Ik ben er dan ook mee gestopt hoewel ik één opmerkelijk resultaat boekte bij een langlopende rite die ik succesvol wist af te ronden en waarvan het 'product' het enige is wat ik behouden heb uit heel die occulte periode waarvan ik sinds lang afscheid en afstand heb genomen. Ik kan hierover onmogelijk in details treden maar op het eind toen ik zeker was van succes kon ik een numerologische check doorvoeren en die klopte als een bus zonder dat ik ergens hoefde te bousculeren. Dat gaf een grote voldoening, maar ik herhaal, dat is de enige keer dat gematria mij in feite echt iets bijbracht, al was het dan louter een bevestiging van wat ik al wist. (Voor de kenners, het had te maken met Abra-Melin) De werken die ik voor numerologie gebruikte waren Godwin's Cabbalistic Encyclopedia en Liber 777 van Aleister Crowley.
Een vriend die voor de rest de nuchterheid zelve is zei mij eens dat hij sommige van zijn dromen als vernederend ervaarde en iets dergelijks voel ik soms ook. Ik ben in de loop der jaren blijven dromen met een intensiteit van hoeveelheid die mij dikwijls vermoeider deed opstaan dan ik was toen ik ging slapen. Tientallen dromen per nacht inderdaad, maar ik hou mij er niet langer mee bezig "Wij hebben al gegeven, nee danku".

Stardust night

Every childbirth is divine
but the millionth is banal
every great ass looks real fine
but in the end you've seen them all

All great orgasms are unique
but in the end they often pale
why is it all kinds of mystique
in the end just seem to stale ?

    The banal and the divine
    the links and the divides
    sparkle in the light
    of the stardust night
    the demons and the angels fight
    all through the stardust night

All the light in someone's eyes
shines and twinkles then just fades
time entices, riles and dies
and the biddies once were babes

I adore you, love and then ignore you
all the tides of passion rule
I imagine I'll restore you
but then again I am a fool

     refr.


17/6/11

Falling sun

The humiliation of loneliness
is something, I must confess,
that is extremely hard to bear
a coat no one would want to wear

It's in the looking and the longing
all the sighing at the wronging
satisfaction quite ungaranteed
the castrated ox just craves its feed

     Sweetheart you are far
     way beyond the falling sun
     lover you are now a star
     way beyond the falling sun
     of my heart and my lungs
     way beyond the falling sun

The days go by, the nights
produce the dreams that only slight
the remnants of your dignity
that fades into infinity

Oh for somebody, for someone
that would make my life more fun
that would be some company
bring a brandnew melody

      refr.



17/6/11

vrijdag 17 juni 2011

Saving yourself

The world looks so inviting
But you decide to stay outside
The open air is bracing
But your skin is cold and white
The rooms are done up nicely
But you leave the fire cold
All destinations beckon
But you put the plane on hold


     What if nothing comes
     What if all has come and gone
     What if nothing comes ?

The ocean rolled aside
But nobody burst through
The heavens opened wide
But the sun won’t shine for you
The future’s a white page
But words seem to be lost
The past is gone and over
But you still know what it cost


   refr.


              
          Saving yourself
          For the fireworks
          Saving yourself
          For the big perks
          Saving yourself
          For the fireworks
          Saving yourself


1997

Sweet fandango

I drove out at night
and I looked at the sky
it looked like a mountain-range
and all my life felt changed

If we had mountains and hills
and we had climbing skills
we'd be fond of far horizons
and we'd let bygones be bygones

      This is a land we didn't know
      a new reality on show
      you can be free
      I can be me
      mountain tango
      sweet fandango

We could have a better time
we could write superior rhymes
if our landscape wasn't flat
and our minds were not like that

going up and going down
from high village to low town
we might like the world much better
free from nationalism's fetters

      refr.


16/6/11

donderdag 16 juni 2011

Lijkrede voor ex-schoonvader Frans Verstraeten

Dit is het verhaal van Frans Verstraeten, "de schone Frans", die gaandeweg "den bompa" werd.
Vreemd genoeg is dit zijn twééde dodenmis. Bij het begin van de oorlog was hij, als zeventienjarige, zoals zovele anderen, naar Frankrijk gevlucht. Wij herinneren ons nog zijn wijdlopige verhalen over Perpignan en omgeving. Later kwam hij terug naar België, waar hij 3,5 jaar nadien opgevorderd werd om te gaan werken in Duitsland. Na een eerste verblijf daar is hij op verlof hier ondergedoken en heeft lang voor iedereen, zelfs zijn naaste familie, verborgen gezeten. Om toentertijd het prentje volledig geloofwaardig te maken werd voor hem een echte dodenmis opgedragen, dus is het vandaag effectief zijn tweede keer.
Frans zijn vader stierf jong dus moest hij als veertienjarige al uit werken gaan als bakkersgast te Berchem. Daarnaast was hij graag in de weer op het veld want hij hield van de natuur en al wat groeit en bloeit. Na de oorlog, toen hij van de herwonnen vrijheid genoot na het penibele onderduiken, kwam hij bij een bioscoopbezoek in Boechout, Julia tegen die de vrouw van zijn leven zou worden. Er volgden romantische wandelingen in de toenmalige dreef die nu de Nieuwe Lei heet. Het was hun grote droom dààr ooit te kunnen wonen en dat is hen mettertijd gelukt wat hem bijzondere voldoening schonk.
Hij kon, na het werk bij Gevaert, urenlang bezig zijn in de tuin tussen groenten en fruit, kippen en konijnen waar hij alles van kende. Twee kinderen werden geboren wat hem met grote vreugde en trots vervulde.
Overal waar mensen samen zijn was hij te vinden en in het sociale leven stonden Frans en Julia op de eerste rij: de bodega, de kaartclub, de reisclub, ziekenzorg, het zangkoor, atletiek en het voetbal waar hij op zijn eenenzestigste nog een laatste wedstrijd speelde. Wij herinneren hem ons temidden de mensen aan goedgevulde tafels met een stevig glas voor zich, genietend van een sigaret, honderduit pratend.
Zijn huis stond altijd open, het was de zoeten inval, iedereen was welkom. Met Nieuwjaar leek het telkens weer of er was een extra café open in Mortsel bij de Verstraetens. Maar het was veel meer dan dat: vaak werd het huis voor lange tijd, soms zelfs jaren, opengesteld voor familie of vrienden in nood die dan bij hen introkken en waarmee lief en leed gedeeld werd. Dat is de ware gastvrijheid, dat is écht delen en mee de last van de ander dragen zonder in de eerste plaats aan zichzelf te denken.
De laatste tien jaar was er de intense genoegdoening om de kleinkinderen Nina en Robbe. "Het beste wat ons ooit had kunnen gebeuren" zegde hij dikwijls en die twee liepen hem constant door heel de tuin achterna en leerden zo iets te planten en te verzorgen.
De laatste jaren was er dan de neergang, het langzame wegglijden, het alzheimeren zoals ze nu zeggen. Wij zijn blij dat wij hem thuis konden houden en verzorgen, hoe moeilijk dat bij momenten soms ook was. De balans is voor ons positief en heeft ons veel geleerd en rijker gemaakt en tot op het eind was er altijd volk over de vloer, zoals vorig jaar bij het vijftigjarig huwelijksjubileum van Frans en Julia, of dit jaar bij Robbe's eerste communie. En zo zullen wij hem blijven zien: tussen de mensen, lachend, voor iedereen openstaand en nooit klagend.
Frans, schone Frans, wij zullen je nooit vergeten. Wij kúnnen je nooit vergeten.

(het volgende maakte ik voor het bidprentje)

In géén tijd kon het gebeuren
dat we je s'ochtends wasten
en plots was jij er niet meer.

Nu hebben wij alle tijd van de wereld
om aan jou te denken
in jouw wereld zonder tijd -
maar stil nu ...
alles is zo goed geweest.


28/9/01

Stasis

I walk to the pub
and shout 'bottoms up'
the waiter's a friend
right up to the end
I read all the papers
I'm comedy capers
everyone knows me
tho' some do disown me

     Stasis Stasis
     mock oasis
     without water
     satan's daughter
     Stasis

I joke with the girls
as I've travelled the world
they know I'm well-read
but they won't share my bed
I banter with children
sometimes they're bewildered
by the man with the books
so they shoot him strange looks

      refr.


15/6/11

dinsdag 14 juni 2011

Baffled by beauty

Ik maakte een bezadigde lentewandeling door de laantjes en dreven van mijn dorp, waar ik ook al 45 jaar geleden zoveel ronddoolde en eens te meer was ik verbluft door de schoonheid van sommige stukken van het dorp en het land eromheen, over andere stukken zullen we zedig zwijgen. Ik kon niet anders dan er een tekst over maken maar was van de eerste versie niet echt tevreden zodat er een tweede volgde, ik geef ze hier achtereen. Het refrein blijft hetzelfde.


I walked beneath the shelter of trees
and looked at all that had been
and fortunately still is
in this small inlet of bliss
we live in peace and harmony
we are sheltered and protected
as we dream in peace and harmony

      I was gladdened and soothed
      I was baffled by beauty
      by everything you did
      and by all the world hid
      it unmade me and made me
      feel baffled by beauty

I know there's all the TV series
full of violence and blood
I can't take it, it's too eerie
and I don't think that we should
see life just as calamity
we need shelter and protection
from hatred and mean enmity


       refr.



It can be the slant of the sunlight
or the deepest green of the hedges
the stars in heaven are just right
as recorded in Saint Peter's ledger
we live in this blessed small village
that for ages has never been pillaged
so we live and we love in the village


        refr.



Versie 2

This was my place and my ground
this was where it all began
here I got lost and was found
this is what I was and am

I write and rip my heart out
to get at some small truth
about this place, this hide-out
where I lived the rough, the smooth


      refr.

Sometimes I dream of dying blindly
in the future or the sunset
I would forget myself and kindly
treasure all the girls I've met

I'd add up all their virtues
and compare them to the village
where I grew up a lone youth
but our place was never pillaged

     refr.

Oh and all the splendour of the trees
the quiet beauty of the lanes
all the past and what it means
I love it but the words are vain

the tenderness, the taste of youth
the wonder of where we grew up
in landscapes deeper than the truth
oh come, and let me fill your cup

      refr.

12 en 13 juni 2011

zaterdag 11 juni 2011

Rede bij de asverstrooiing van Fernand Mariën

Mijn vriend Fernand overleed aan kanker in juni 2000. Een maand later kwamen een aantal mensen bijeen om de asvertrooiing bij te wonen in het vlekje Vaux, deelgemeente van Malaucène op de flanken van de Ventoux. Wij hadden "en petit comité" samengezeten om een werkwijze uit te stippelen en er werd besloten dat ik de ceremoniemeester zou zijn. De as zou uitgestrooid worden op een stuk land net buiten het dorpje dat aan Fernand toebehoorde en waar hij ooit een camping had willen uitbaten maar de gemeente was hem met dat plan niet gevolgd. Daar aangekomen bleek al snel dat de procedures zoals wij die gepland hadden door allerlei toevalligheden onuitvoerbaar waren dus moest ik constant improvizeren en bijsturen wat stresserend was vermits ik ook nog de slotrede voor Fernand zou uitspreken. Mijn zevenjarig petekindje Robbe zou de asse uitspreiden maar terwijl hij daar mee bezig was daagde bij die kleine plotseling het besef van wat hij eigenlijk aan het doen was en hij barstte in hartverscheurend huilen uit en moest door zijn mama en zusje getroost worden. Hij had ome Fernand goed gekend en was erg op hem gesteld geweest. Vlak voor ik de lijkrede zou uitspreken speelde een Nederlandse vriend van Fernand Jacques Brel's Voir un ami pleurer en toen hij bij de laatste strofe kwam stokte hij en barstte letterlijk in tranen uit; nooit tevoren had ik zo duidelijk gezien dat die uitdrukking gewoon klopte. Toen was het aan mij en ik wist dat ik het moeilijk zou krijgen indien al niet in de onmogelijkheid zou zijn af te ronden als ik de tekst op de juiste, gevoelige ingetogen manier zou brengen. Dus overschouwde ik de kleine menigte vrienden en dorpsgenoten en blafte als het ware de woorden - het deed me aan een drill-sergeant op een leger-oefenterrein denken maar ik kon niet anders en zelfs zo had ik moeite om het einde te halen. Toch wou bijna iedereen achteraf copieën van de speech en ik was dan toch nog trots op mijn werk, dat nu volgt en sorry voor het primitieve Frans.

Mes amis,
on est ici pour dire adieu à Fernand, mais il est vrai que l'amour c'est de ne jamais se dire adieu pour toujours. Chose difficile aujourd'hui.
Je me rappele que quand Fernand vivait encore à Puymeras et qu'il venait de s'acheter ce terrain, qu'il m'a amené ici à plusieurs reprises, et chaque fois il pointait au petit cimétière charmant à l'autre coté de la vallée à travers la Toulourenc en disant que c'était là qu'il voulait se reposer après sa mort. Tout ça était donc bien avant son cancer soit découvert.
Il a du changer d'avis, j'ignore pourquoi, mais de toute façon il a décidé de rester dans le coin.
Bon, c'était donc ici, sur cette dernière terre de sa vie, son ultime endroit, qu'il comptait faire son petit camping mais là aussi on lui a pas facilité la chose, comme ça c'est d'ailleurs passé souvent pour lui.
Fernand était un type méticuleux, il suffit de regarder ce qu'il a fait de sa maison, et il savait vraiment faire un tel nombre de choses que ça me donne le vertige à énumerer tout ce qu'il a fait ou  tenté de faire dans les trente années ou plus que j'ai eu la chance de le connaître. L'autre jour j'en discutait avec Kris De Roover et il me disait que, quand-même, le cercle était bien complet. Il paraït que, encore très jeune, Fernand avait rencontré un Suisse qui avait eu l'idée d'une sorte de randonnée avant la lettre. Ca lui avait fascinée et apparament l'idée lui avait jamais quittée jusqu'au moment qu'il l'a réalisée ici avec les Canadiens. Et enfin c'était le succès, ça marchait. Ca fait bien de savoir que sa dernière création continue à donner du plaisir à un tas de gens et même si Fernand n'est plus là pour la recolte il a tout de même laissé trace.
Fernand, c'était un type qui soignait ses amis. A Puymeras je passait souvent une semaine avec lui et à la fin de mon séjour il fallait bien que je l'appelais Maman Fernand ou Mère Mariën. C'était à l'époque qu'il faisait la parachute et le deltaplaning, choses qui me faisaient peur et que je n'aurai jamais osé de tenter. Quand je lui avouais ça il m'a répondu: comme toi j'ai peur et je fais tout ça avec un tout petit coeur nerveux mais il me faut vaincre mon angoisse, il me faut maîtriser le courage. Eh bien, mes amis, c'est exactement ce qu'il a fait, et ce courage il en a eu bel et bien besoin ces dernières années, ces ultimes mois.
Et oui, il était courageux et se plaignait guère, ce n'était pas un homme sentimental et la plûpart du temps il a choisi de souffrir seul, comme un éléphant moribond qui n'aspire qu'à la solitude avec pour unique témoin de sa redoutable douleur sa femme Fatima qu'on ne pourra jamais remercier assez pour tout ce qu'elle a faite et subie pendant cette longue période de détresse.
Et de notre façon, nous tous, on a passé depuis ce quinze juin fatidique un mois de solitude, de réflexion, de manque entre sa mort et ce jour-çi ou on se trouve ensemble pour cette petite cérémonie. En effet, une période de deuil c'est bien classique et je suis convaincu qu'il y a plusieurs entre nous qui sont croyants d'une façon ou d'autre et qui ont eu le soulagement de la prière ou l'espoir d'une vie à venir. Les autres, comme moi, ont du se débrouiller. Et ce mois de souffrance, de douleur, du vide qui devrait nous permettre d'accepter l'inacceptable, de supporter l'insupportable nous a peut-être servi pour nous confronter encore une fois avec la question; qui était Fernand ? Mari, amant, ami, frère, fils, copain au sens d'humour ironique mais bénévole et avec le coeur si tendre et vaste.
J'ai commencé en disant que l'amour c'est de jamais se dire adieu pour toujours, mais ça, ça concerne les vivants, pour nous ici aujourd'hui c'est une autre histoire parce que, franchement, on est là pour dire adieu à jamais et pour ceux qui croyent en une âme qui survit il faut bien avouer qu'elle a une destination tout autre que la nôtre. Elle prends la voie des profondeurs inconnus d'un univers incomprehensible pendant que nous devons célébrer dans nos coeurs la mémoire de cet ami si aimable qu'était Fernand. Soyons silencieux pour quelques instants en saluant ce courageux compagnon de route qu'on a eu la chance merveilleuse de connaître. Brave copain, à tout jamais. Merci.




De hemel spleet niet open, er weerklonken geen donderslagen en er greep geen zonsverduistering plaats. In groepjes en sommigen alleen, zo druppelden de dorpelingen na een tijdje weg, naar hun huizen vlakbij. De familie en vrienden begaven zich naar Fernand's huis, nu dat van Fatima, waar we gingen nakaarten zoals dat bij sterfgevallen gaat. Eén van de oorzaken van de vertraging en verwarring bij de plechtigheid van zoëven was de late aankomst van Fatima's ouders geweest. In feite wilden ze niet komen omdat crematie tegen hun godsdienst (islam) indruist. Op de bijeenkomst later hielden ze zich ook afzijdig, ditmaal omdat er, uiteraard, alcohol gebruikt werd, als je dan bedenkt dat die mensen toch al twintig jaar of meer in Frankrijk woonden, tja. Wij die van ideologie naar antropologie geëvolueerd zijn gaan toch vaak iets coulanter om met cultuurverschillen van dien aard. Natuurlijk, het cultuurrelativisme van sommigen die dan ook maar ineens akkoord menen te kunnen gaan met abominaties als vrouwenbesnijdeniss e.d. moet uit den boze zijn. Maar daar betreft het dan ook een misdaad tegen de menselijkheid terwijl doden begraven, verbranden of wat weet ik al, onschuldige culturele uitingen zijn. In elk geval werden er zoals dat altijd gaat vele herinneringen aan Fernand opgehaald, er werd geweend en gelachen, wat muziek gespeeld en vanuit de lucht moet het een beetje geleken hebben op het klassieke slotprentje van een Asterix-album (gelukkig hing ik als poëet niet vastgebonden in een boom). Meer noordelijk zouden we binnengezeten hebben en was Madam Pheip of Madam Nero met wafels rondgegaan, maar hier in de Provençaalse zonsondergang hielden we het bij wijn onder de olijfbomen.


2000 - 2011

vrijdag 10 juni 2011

Longing

Flowers of sad evil
blooming in the field
this ain’t the time to cavil
let’s just see what it’ll yield

      All the hope may long have gone
      still the longing does go on

Televison, propaganda
and the fruits of wine and beer
forgetfullness is the full knowledge
the seeing why we’re here

       refr.


1994

Confusion


Yes your will’s going wild
Can’t stop being a child
Full of hate for its fate
And the reign of mom and dad
Yes you want what they had


        Men kill themselves on drunken trips
       women do it in relationships
       we’re all the same
       it’s just a game
       all the ruses
       of excitement and illusion
       all the fuses
       that we blow in our confusion

Yes minds go astray
At the end of the day
They lose track and go back
To a place of their own
Where they can feel alone    

Where they remember
The fire and its embers
The fashion of passion
But they get lost in thought
And their love comes to naught

     refr.



1996