maandag 21 maart 2016

Jeugd (3)


Jeugd (3)

 

Zoals alle kinderen in de jaren vijftig was ik verslingerd aan Suske en Wiske. Dat waren toen nog krachtige volkse verhalen in tegenstelling tot pakweg halfweg de jaren zestig toen het meer een parochieblad werd met die irriterende allitererende titels. Mijn vader was ook fan en kocht elk nieuw album zodra het uitgebracht werd. Hij ging dan heel traag zitten lezen aan tafel, het boekje afschermend zodat ik niet kon meekijken en ik stond letterlijk te springen van ongeduld en frustratie om zoveel onrecht. Als hij er dan eindelijk mee klaar was bleek dat we aan tafel moesten zodat ik tot na het eten moest wachten vooraleer mij op het begeerde kleinood te mogen storten. Ik geef toe, echt sadisme is dit misschien niet maar wie doet nu zoiets met een kind in godsnaam ?

Mijn vader was hoofdmeetkundige schatter van het kadaster in Lier en als dusdanig één van de notabelen van het dorp waar hij in alle café’s een bekend gezicht was maar soms misdroeg hij zich en dan kréég hij op zijn gezicht. Daar mocht dan uiteraard niks over gezegd worden.

Soms was hij inventief zoals met onze hond, een cocker-spaniel genaamd Pukkie die ervan hield te ontsnappen om zich in slijk en stront te gaan wentelen in de velden. Als hij dan terugkwam mocht hij uiteraard niet binnen en mijn vader had een soort harnas gemaakt waarin hij de hond aan de pomp ophing die tegen de zijkant van het huis stond en dan maar pompen tot het beest, dat dit helemaal niet leuk vond, weer netjes was.

Mijn moeder raakte terug zwanger maar het liep verkeerd en, zoals ze toen zeiden;’alles moest afgenomen worden’ (hysterectomie). Tijdens haar lange herstelperiode werd ik bij de grootouders van moederskant uitbesteed en daar zou ik nog veel komen want het huwelijk liep ondertussen zo fout dat het tot een soort van proefscheidingen kwam waarbij moeder en ik voor kortere of langere tijd bij haar ouders introkken. In de conservatieve jaren vijftig was dit ongehoord natuurlijk en ik was blij  dat ik niet meer in Boechout naar school ging en zo de hoon kon ontlopen.  

De sfeer was gespannen en mijn vader begon zich te verwaarlozen, zo ging hij niet naar de tandarts hoewel hij erg sukkelde met zijn gebit omdat ‘het toch de moeite niet meer was’ – hij was toen achter in de dertig.

Soms nam hij me mee naar het voetbal in Lier waar hij voor Lyra supporterde wat mij van de weeromstuit tot een fanatiek supporter van Lierse deed transformeren.

Op 6 juni 1960 deed hij zijn gewone zondagse comazuipkroegentocht en bij het verlaten van café De Lantaren, nu afgebroken, stak hij over achter de bus Lier-Antwerpen, werd gegrepen door een Duitse toerist en moet nagenoeg onmiddellijk overleden zijn.

Ik werd niet op de hoogte gebracht want alles was plots zeer hectisch en ik werd te slapen gelegd bij mijn beste vriend die op nauwelijks honderd meter van de plek van het fatale ongeluk woonde…bizar.

De volgende dag moest ik natuurlijk veel huilen misschien nog meest omdat dit van mij verwacht werd en dan was er de drukte van de begrafenis en het aan- en aflopen van familieleden die zich over mijn moeder ontfermden en zich bang afvroegen hoe zij, een gewone huisvrouw zonder diploma’s, het nu moest gaan redden alleen met die kleine.

Dat kwam met wat hulp allemaal goed en in de volgende weken en maanden daalde er een rust over ons huis neer en een grote opluchting. Wij hadden geen angst meer en voelden ons bevrijd.

vrijdag 18 maart 2016

Jeugd (2)


Jeugd (2)

 

Ik werd naar de kleuterschool van ‘de nonnekens’ gestuurd, wij noemden dat ‘de papschool’. Of we nu les kregen van nonnen of gewone juffen weet ik niet meer, waarschijnlijk een combinatie van de twee. We moesten elke morgen bidden (kinderen van 3 à 4 jaar begot) en later op de gemeentelijke jongensschool was dat ook het geval.

De gespannen toestand bij ons thuis maakte van mij een vrij onhandelbaar kind dat bij de juffen niet erg geliefd was. Het kwam zelfs zo ver dat wanneer we met de hele klas gingen wandelen, ik helemaal vooraan moest lopen en de kinderen achter mij mochten me schoppen – ik fantaseer dit niet, het opvoedingsproject van de fifties verschilde wel een tikkeltje van dat van vandaag. Er waren soms ook leuke dingen zoals wandelingen in de mooie dreef voor het kasteel van Moretus. De vroege jaren vijftig waren tijden van na-oorlogse schaarste en er werd op de kleintjes gelet. Dus het gras tussen de bomen werd gemaaid en in hooibergen opgetast waarin het heerlijk spelen was. De kinderen plukten ook met z’n allen bloemen voor de juf die de onhandige boeketjes dan in vaasjes en glaasjes op haar lessenaar zette en daarna waarschijnlijk zo snel mogelijk wegwierp. Mijn onhandelbaarheid werd intenser en culmineerde in een incident dat er zou toe leiden dat ik waarschijnlijk één van weinige kinderen ooit ben geweest die van de kleuterschool werd getrapt. De juffen leerden ons breien met een soort houten plankje waarin nagels waren geklopt waartussen we de wol moesten weven tot iets dat dan een sjaal moest worden en op een dag liep een conflict tussen de juf en mij zo uit de hand dat ik haar met mijn breiplankje tegen de knie sloeg zodat er bloed kwam te vloeien. Dat was het einde van mijn passage in de papschool.

Ik kwam dus een jaar te vroeg aan op de jongensschool en werd natuurlijk gepest. Er werden na de gebeden ook regelmatig straffen uitgedeeld zoals met de blote knieën op de aluminium rand van de ‘tree’ zitten met de handen boven het hoofd. Sommige leraren hielden er ook van je te dwingen je hand op hun lessenaar te leggen waarna ze er met een liniaal hard op sloegen, of ze trokken je bij de wang uit je bank en zetten je dan letterlijk in de hoek met een ezelshoed op. Sweet memories, but only for masochists.

Ondertussen was de schoolstrijd losgebarsten waar wij kinderen natuurlijk niks van begrepen maar ik hield er wel de scheldnaam Boelard-Collard (naar de toenmalige socialistische minister) aan over (Boelarekke-Collareke ad infinitum) wat mij boos maakte omdat ik echt niet wist waarover het ging. Mijn vader heeft dan besloten om mij na dat schooljaar naar het atheneum in Mortsel te sturen wat ik best okee vond, ik had het toen even wat gehad met mijn dorp.

donderdag 17 maart 2016

Jeugd


Jeugd

 

Ik werd geboren in 1949 in het ziekenhuis in Mortsel. Helaas belandde ik niet in een gelukkig gezin. Ik verklaar mij later nader. Mijn vroegste herinnering, die duidelijk fout is, maar waar komt ze dan vandaan ? is dat ik in de armen van mijn moeder de kapel van het ziekenhuis word ingedragen om gedoopt te worden, die herinnering kan bezwaarlijk juist zijn maar ik heb ze wel en mijn moeder kon er  niks over zeggen toen ze nog bij zinnen was. Ik belandde in een gezin met een gewelddadige alcoholische vader en een moeder die wanhopig trachtte mij te beschermen. Toen ik twee jaar was ben ik zo ziek geworden dat ze me voor lange tijd naar het ziekenhuis in Lier brachten waar werd vastgesteld dat ik niet de ’croup’ had maar gewoon de astma van mijn vader had geërfd, dat is zowat het enige wat ik van hem gekregen heb, à la bonheur. Van toen af was ik een ziekelijk zorgenkindje. En ik had véél zorgen: mijn slaapkamer lag boven die van mijn ouders en in een oud burgershuis reist het geluid vrijelijk rond, helaas. Ik bracht vele avonden en nachten bevend en angstig in mijn kinderbed door terwijl in de kamer daaronder mijn vader mijn moeder mishandelde en uitschold voor ‘rotte hond’, ‘smerige teef’ enzovoort, dat was angstwekkend, ziekmakend en fnuikend. Toen ik wat ouder was, een jaar of vier ofzo heb ik soms beschermend voor mijn  moeder gestaan die bevend van angst in een hoek van de kamer ineengedoken zat terwijl mijn vader haar  bedreigde met ik als enige bescherming. Oh happy days.Ik herinner mij avonden dat mijn moeder mij meesleurde naar het café op de hoek van de straat om mijn dronken vader naar huis te halen; wij liepen over de nachtelijke straat terwijl mijn vader mijn moeder bij de haren over de grond naar huis sleepte terwijl ik er wenend naast liep, smekend opdat het op zou houden maar dat gebeurde niet. Vertel mij wat over terreur. Vele avonden zaten mijn moeder en ik in angst te wachten tot hij dronken thuiskwam en wij waren zo getraind dat wij aan de manier waarop hij zijn auto op de oprit parkeerde konden afleiden hoe érg het zou worden, érg was het sowieso maar er zijn gradaties in terreur. Dit gebeurde allemaal in de door Bart De Wever zo gecelebreerde jaren vijftig waar alles, volgens hem, perfect was. Wel, wij waren niet het enige gezin met problemen in het ook toen al welvarende Boechout, je wil het niet weten. Later meer.