dinsdag 25 januari 2011

Gedenkschrift

Als je de juiste koorts hebt haal je vaak de beste kaarten boven, misschien niet strikt chronologisch, maar wie leest écht de kaarten van de tijd en hoe die juist je leven vormt ? Japanse prentkaart van een vriend, een schilderij dat ik maakte en een foto van mij van achteren gezien, dat zijn de beste foto's; als jij van niets weet ziet de kijker des te meer. Maar dat was allemaal nadat ik van je wegging, niet dat jij de eerste was, je gaat zo vaak van iemand weg, je neemt zoveel besluiten als besluiteloosheid wet wordt. Als het toch zo makkelijk is te zeggen, ik begin opnieuw, hoewel, ik weet niet of ik ooit écht begonnen ben. Wie weet waaraan ik begon toen ik drie jaar was, bang in bed, de ruzie van de ouders als een diatonisch werk opklinkend in het trappenhuis, snijdend door deuren en dekens als een baken langs de weg die mij volwassen moest maken of mij er eeuwig van weerhield. Als dat de vrucht was, de bekroning, dan heb ik mischien toen besloten dienst te weigeren in het huis van de liefde, in de vesting van voortdurend samenzijn. Dat is ook een koorts. Zo had jij ook je kranigheden, naarstig, heel traag tekenend, werkend aan een miniatuur waarin onze dagelijkse drama's veredeld werden, mythologisch hun quotering kregen, pinakelkastelen in de wolken, eenhoorns met grote aura's, kabouters en elfen op een regenboog, konijnen en katten en allerlei kleine dieren tussen overvloedige plantengroei en een slang natuurlijk, vlammen waar jij door moet, marmeren fonteinen, en altijd ergens dansend of peinzend, of, eenmaal, naakt in een grote kring van vuur wachtend tot je wortel schoot, en met wat tranen op je wang. En mijn gezicht zat in een wolk of kwam aan een venster kijken. Maar ik was enkel een hoofd. Je had een davidster tegen je deur genageld en ik vroeg me af waarom. Iemand zou al jaren de piano gaan stemmen maar ze was zo mooi dat het volstond haar in huis te hebben. Trouwens, de buren sloegen op de muur als er iemand 's avonds na tienen op speelde, en als je dan een hele dag uit werken gaat ... Er hing een Egyptisch dodenmasker om het vast tapijt te overschouwen naast wéér een tekening waarop je met je rug tegen een boom staat die de winter van de zomer scheidde. De zon was een labyrint hoewel sommigen haar een mandala zouden noemen en dat is in feite het tegengestelde van een doolhof. Je had een lelijke paarse telefoon en volgde stepdanslessen en je hield een konijn op je appartement, tenminste je probeerde het: het beest is er doodgegaan. Je mag met romantiek niet overdrijven, daar dienen konijnen niet voor, dat heb je met die waterschapsheuvels. Maar dat was lang nadat ik van je wegging. Dat was toen ik weer bij je was en we onze laatste lessen leerden. Hoe je écht moet breken, hard zijn, onverschillig en verlangend naar het einde. Je vriendin, je beste, ja je enige, zei me dat ik maar moest blijven, dat je dat nog het liefste had. Je vrijdde toen met iemand die je steeds kwam ophalen en met wie ik weinig te bespreken had. Ik weet niet of ik dadelijk jaloers was, ik was beleefd, en hij verveeld met de situatie. Maar midden in de nacht werd ik dan wakker als jullie auto stopte, dan zat je daar met draaiende motor nog een uur te praten of te vrijen en dan werd het me teveel en sloop ik naar het venster om te luisteren, te kijken als ik kon. Kwel jezelf, de tijd vliedt heen. En na hem kwam er een ander en elke keer voelde ik me onverschillig, razend, verveeld, geïnteresseerd, verstoten. Ik lag dan op het bed te lezen zoals ik meestal doe en bekloeg mezelf. Ik wou al lang niet meer met je uit want uitgaan deed je om iets nieuws te vinden. Zo was dat in die dagen en zelfs al zijn die nu geteld, ergens staan ze als sommen uitgezet en de interest is zo hoog dat hij het aftrekbare maximum overschrijdt en nog aan vele mensen knaagt. En als het daarop aankomt zijn de dagen niet veranderd, enkel gevuld met nieuwe figuranten die aan min of meer dezelfde voorwaarden voldoen.
Reeds zeer vroeg wist ik dat ik bij je weg zou moeten gaan, maar hoe gaat dat, waarom blijven mensen bijeen ? Uit zwakheid, om economische redenen, alleen is maar alleen, en je bent toch nog zo slecht niet ? Toen we pas enkele weken bij elkaar woonden - in die veel te dure studio - ben je eens op een avond weggegaan. Je riep nog "smeerlap !" en het was gedaan. Ik ben je weer gaan ophalen, je kon ook nergens naartoe met je rode zak vol kleren en schmink, om de verfomfaaide kortingsbonnetjes op de bodem ervan en de gebruikte tramticketjes in de zijzakken ervan niet te vergeten. In feite heb je toen een kans gemist. Eerlijk gezegd, ik was geen leugenaar en hield je ook niets voor. Ik zei dat je van mij niet zou krijgen wat je wou. Dat was, kinderen krijgen en onderhouden worden en eeuwigdurende liefde. En totaalbeeld dat achteraf gezien niet zo onaantrekkelijk lijkt, zoveel betere mogelijkheden zijn er ook niet, maar je moet er wel de juiste persoon voor zijn of vinden. Je had met al dat lieflijke en dat popperige ook wel iets van een wurgplantje: alleen jij en ik, vrienden zijn toch niet zo belangrijk, we hoeven zelfs niet uit te gaan, alleen jij en ik, knusjes voor altijd. Nogmaals, misschien is zoiets haalbaar maar niet voor mij toen. Dus zaten we op ons appartementje waar ik qua inrichting de plak zwaaide en dat ik eigenlijk nooit echt naar mijn zin kreeg omdat je aan zulke dingen nu eenmaal geen geld uitgaf. Jouw smaak zag ik niet zo zitten dus die kwam alleen aan bod in je eigen tekenkamertje waar niet genoeg ruimte was. Toen ik veel later uit het buitenland terugkwam en op het appartement kwam dat je voor jezelf had ingericht en waar je ook geld had ingestoken viel mijn frank; je kon het gewoon beter dan ik, de ruimte was natuurlijk gunstiger en leende zich beter tot ongeveer alles, maar toch ...ik wist toen dat je jezelf gevonden had en dat je dat niet had gekund als ik in de buurt was gebleven. Je zou ook nooit meer op mijn manier overtroefd worden en ook dat was een winstpunt. Ik kwam toen gewoon kijken wat er van was, van die verwarring en de mysterieuze gevoelens die ik nog had, ik denk dat ik kwam ik kwam kijken wat er te stelen viel. Ik had me ingebeeld dat je zou zeggen "neem een stoel, maar denk niet dat je kan blijven" maar ik vergiste me want ik bleef en schilderde het houtwerk voor je. Hoe vreemd is het als je lang bent weggeweest. Die eerste ogenblikken dat je elkaar weer gewoon moet worden en dat je eigen stem uit een bandopnemer lijkt te komen of uit een radio.
Toen ik enkele weken terug was uit het buitenland belde ik bij je aan na een weekeindje bij vrienden in Nederland. Je hoofd uit het venster, tussen de weelderige bloemen "Ik ben niet alleen". Ja, en dan ? Naar boven en de nieuwe kandidaat bekijken die nog slaapt. Je gaat er allemaal zogezegd licht overheen - ik had de vorige drie nachten telkens met een andere vrouw geslapen dus voelde me niet meteen in een hoek gedrongen - en toch, toen ik in de keuken zat en de katten van me af duwde, en naar buiten staarde voelde mijn hart als een kogel die van een betonnen muur terugkaatst. Al die glimlachjes en woorden als verbandgaas, hanengevechten, hondengevechten en geroep in de tribune. Ik zat daar als op de barrikaden tussen gebombardeerde huizen uit een stukgeschoten verleden en al die glimlachjes en woorden als verbandgaas volstaan niet. En al had je me een miljoen gegeven ik wist niet waarnaartoe en alles was zo dat ik me afvroeg wààr ik in godsnaam geweest was, wat ik er gezien had en wie ik daar geweest was, dat ik niet wist wat ik gedaan had en waarom. Maar kom, het was een goede zomer dat jaar, het regende nauwelijks en zondagochtenden waren de broodjes knapperig, de kaas is net goed zo en de koffie heerlijk straf, kortom je poetst je harnas nog eens op.
Dus ging ik die avond naar een andere vriendin, hoewel het al laat was geworden en ik misschien beter niet was gekomen. Ze had me al zo vaak gezegd dat het hard werken was wat ze deed. Maar ja, de zwarte engel sloop rond mijn huis en ik voelde me alleen. Ik wist ook wel dat het laat was en dat ze waarschijnlijk al sliep en vroeg me af of ze wel alleen was. Er stond een grote gele maan aan de hemel maar er waren zoveel wolken dat je hem maar sporadisch zag. Ik wist ook wel dat ze al die zakenmensen kende met hun dure wagens en kredietkaarten en dat ze vaak te doen had met dronken matrozen met armen als boomstammen vol tatoeages die bijna tekenverhalen waren. Dat ze een zigeuner als minnaar had die ruw van taal en hard van hand was en dat er ook wel eens zeer jonge jongens langskwamen wiens onschuld enkel speelgoed was. En toch belde ik aan, kwam binnen, bleef slapen en moest er in tegenstelling tot de anderen niet voor betalen.
Wij hadden elkaar veel eerder gekend en verstonden elkaar, ons spel was in feite uitgespeeld dus waren we gerust; we wisten waar we stonden en de cirkel was rond.


Midden 1976.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten