vrijdag 21 januari 2011

Bezoek aan een boeddhistisch klooster in Noord-Thailand

Vandaag bezocht ik Wat Oumong in de buurt van Chiangmai. Het adres had ik van de Engelse schrijver John Blofeld gekregen in Bangkok. Er woont een Engelssprekende Duitse monnik in het klooster (sinds 4 jaar) maar hij was helaas afwezig. Het klooster ligt enkele kilometers buiten de stad, in een prachtige omgeving, een beetje heuvelachtig met rijke subtropische plantengroei. Je komt binnen via een lange vrij steile trap naar een poort, de leuning van de trap eindigt in een expressief gebeeldhouwde slangen- of drakenkop. In de omgeving liggen een groot aantal boerderijtjes op palen, sommige nieuw in steen opgetrokken zodat ze er een beetje als buitenhuisjes of vakantiewoningen uitzien. Het klooster zelf is een droom van rust, heerlijk schaduwrijk op glooiend terrein. Ik werd rondgeleid door een Thai-monnik die wat Engels kon en werkelijk de vriendelijkheid zelve was. Hij was sinds vijf jaar in het klooster na een carrière als bediende in een brouwerij in Bangkok. De monniken hebben elk hun eigen bungalow die er allemaal erg gerieflijk uitzien. Er is een grote hal met allerlei schilderingen van verschillende godsdiensten, o.a. ook een groot Tibetaans Levenswiel. Verscheidene monniken houden zich bezig met het copiëren van boeddhabeelden en Indische bas-reliefs in klei. Daarna worden die dan in beton of cement gegoten. Ze hadden net een copie van een taoïstische monnik afgemaakt. Het beeld was anderhalve meter hoog en een waarlijk meesterwerk. Veel beter dan het kleine beeldje (30 cm.) dat model had gestaan. Het aangezicht van het nieuwe beeld straalde als het ware. De monnik bracht me ook tot bij de zogenaamde wonderbron die alle ziekten zou genezen. Lange tijd kwamen de mensen uit de buurt hiernaartoe om van het water te drinken en zo van hun kwalen te genezen. Nu had de weldoener van het klooster dit echter verboden omdat de monniken daardoor teveel afgeleid werden van hun  contemplatie. Theravada verschilt wel ingrijpend van Mahayana (zuidelijk en noordelijk boedhisme). Toen ik hun vertelde over het Tibetaanse boddhisattva-concept liep zelfs één van de monniken boos weg, er werd gezegd dat er ruzie van zou komen als hij was blijven zitten, zo diep gaat het. Toch zijn bepaalde meditatie-technieken gelijkaardig: het eerst naar buitenuit visualiseren om de visualisatie (meestal van Boeddha) daarna naar binnen te brengen. Zij mediteren wel niet op verschillende boddhisattva's omdat ze er niet in geloven, en zoals we zonet zagen, er soms zelfs door geïrriteerd raken. Ook de drie buigingen (prostrations) voor het altaar worden anders uitgevoerd. Van mantra's wordt doorgaans weinig gebruik gemaakt en rond chakra's wordt nauwelijks gewerkt.
Ik werd meegenomen naar de tempel voor een gezamenlijke meditatie door de monnik die mijn gids was. Hij leerde mij de techniek van de "wandelmeditatie" waarvan ik dacht dat ze enkel in Zen werd gebruikt. De methode hier is als volgt; 30 minuten "wandelen", 30 minuten zittende meditatie, 30 minuten wandelen enzovoort. Voor het wandelen bestaan 6 soorten verschillende passen die op het eerste gezicht moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. Ik werd geïntroduceerd tot 3 variaties. Daarna "zitten". Dit gebeurt op kussentjes die amper 1 of 2 centimeter dik zijn. De positie is de halve lotus en bij deze meditatie werd geen visualisatie gebruikt, enkel het begeleiden van de ademhaling als volgt: inademen - poet (kort uitgesproken), uitademen: too (lang uitgesproken Nederlandse "oo"). Het maakte me rustig maar ook slaperig, ik had ook al een tamelijk vermoeiende dag achter de rug omdat ik te voet van Chiangmai gekomen was.
Het klooster was oorspronkelijk gesticht in de dertiende eeuw. Met de eeuwen was het in verval geraakt tot het er uiteindelijk verlaten bij lag. In 1947 werd het gerestaureerd en woonden er weer monniken. Ik moet zeggen dat het één van de meeste geschikte plekken is die ik ooit bezocht.
Na een bezoek aan de bibliotheek wilde ik vertrekken omdat ik wou gaan eten. De monnik drong erop aan dat ik zijn voedsel (die ochtend met bedelen vergaard) zou aannemen. Ik was rond halftwaalf gearriveerd zodat ik hem onbewust van zijn middagmaal beroofd had. Dat hield meteen in dat hij voor de rest van de dag zou moeten vasten omdat theravadins geen voedsel tot zich mogen nemen na twaalf uur 's middags. Eerst protesteerde ik maar zag al snel in dat ik beter toegaf omdat ik hem anders beroofde van de verdienste (boeddhistische deugd) een vreemdeling te voeden. Zo'n ochtendlijke bedeltocht blijft in deze streken duidelijk niet zonder resultaat; ik kreeg rijst, groenten, 2 kleine cakes plus één grotere, nog een zoetigheidje en een  sinaasappel.
Na het eten hartelijk afscheid genomen. Hoewel het klooster over een behoorlijk stuk land beschikte waren er toch maar 10 monniken. Hun hutten stonden ver uiteen tussen de bomen, het was er lommerrijk, er vloeiden beekjes en overal waren vlinders. Naar het schijnt zitten er ook slangen en gibbons (een apensoort).


17/01/1975.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten