dinsdag 29 maart 2011

Ik noem jou

Dat alle goden en demonen
mij bewaren en vrijwaren
voor het zo onzalig onheil
dat jij enkel doornen bent, geen roos
want hoe rijk nu en zegezeker
ik ook ben, dat gevoel is broos.
Laat mij geen blaaswier zijn, oneetbaar
of drijfhout aangespoeld op stranden
waar jij niet wandelt, niet naar kijkt.
Sta me bij.

Nader mijn lief, tot u
zo wil ik gaan, ootmoedig
een boeteling voor al die jaren
die in honger zijn vergaan
en de test net niet doorstonden
die de liefde en de waarheid
in hun drieste deemoed eisen.
In deze vage verzen
ligt mijn  lot verzegeld
mijn bestemming, en ik noem jou
altijd noem ik jou.

Ik noem jou vocht, ja alle water
ik noem jou Delacroix,
wég van het kruis, dat lauwe teken
dat ons zou zalig maken maar verdoemde.
Neen, dan één borst bloot, een vod als vlag
tussen soldaten, ongeschoren
ik noem jou liefde en de vrijheid
onderhuids getatoeëerd
ik noem jou.


zomer 1986. Marian.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten