dinsdag 3 mei 2011

De onvergetelheid

Dikwijls nog ga ik op beeweg
naar mensen op die oude plaatsen,
zij die alles meebeleefden
maar mijn relieken niet verstaan.

Lente worden en
ziekte voorvoelen
deze stilte in mijn lichaam
wordt eindelijk vreemd
en houdt niet op, zo eenzaam
zelfbewust en afgebroken.

Bij voorbaat verblindend wuiven
verliefdheid in de verte
op de overloop van zon
de geregende spiegel
van mijn vingertoppen
doorheen de hele wereld
waar ik geademd word.

De bloemen buiten
de dag, de morgen
de speeltuin verbaasd.
Ik kon de verte omsluiten
opstaan en dan sprakeloos
de binnenkant van zon zijn.

Het experiment
dat even langsloopt
en in zichzelf sterft
geweldig, - jammer -
en 's anderendaags
twijfels als ballonnen
onbereikbaar hoog
mijn handen zijn geopend
en wachten nog lang.

Ik sta hoog op de heuveltop
waar ik in mijn antwoord stik
bij het mooie standbeeld dat ik koester
tot het onvervangbaar is.
Denk voortdurend dat ik gek ben
en schrei dus op je bedevaart
maar kom niet terug.
Laat mij in de droom
met zwevende hindernissen
die in mij glimlachen
mij ondoorgrondelijk tekenen
als een ontembaar verhaal zonder titel.

15 juni 1968

Geen opmerkingen:

Een reactie posten