maandag 26 september 2011

Going to Kalimpong in my dreams

Kalimpong is een stadje, een "hill-station", in het lagere deel van de Himalaya's in de Indische staat West-Bengalen. Het ligt dicht bij Sikkim en Bhutan en je zou kunnen zeggen dat er weinig te zien of te doen is maar voor mij was er op een bizarre wijze alles. Ik kan dit niet verklaren maar ja, Kalimpong dat niets voorstelde was voor mij een soort mythische plek waar alles leek bijeen te komen, hoewel je dat "alles" zeker niet gefotografeerd kreeg, het alles speelde zich af in mijn geest, mijn verbeelding, maar toch ben ik in de loop der jaren verscheidene mensen tegengekomen die een gelijksoortig gevoel ten aanzien van dat kleine stadje, nauwelijks meer dan een dorp, koesterden, en koesteren is een perfect woord voor zo'n speciale plek.
Eénmaal passeerde de geschiedenis in Kalimpong, dat was in 1959 toen de Dalaï Lama op zijn vlucht uit Tibet hier halthield. De internationale politiek wist hiervan en even krioelde het in het anders zo bucolische stadje van de spionnen van de FBI, de CIA, KGB, MI6, en natuurlijk, de Chinese geheime diensten. Je kan nauwelijks een glimlach onderdrukken als je erover nadenkt, omdat al die geheime agenten, spionnen en would-be James Bonds zo ongelooflijk opvallend moeten geweest zijn in het slaperige bergstadje dat het totaal ongeloofwaardig werd, een beetje Monty Python in de Himalayan fifties zeg maar.
Kalimpong was telkens het verste, uiterste punt van mijn India-reizen, dat zal ook wel aan de persoonlijke mythologie hebben bijgedragen. Ik maakte nog wel plaatselijke uitstappen naar, bijvoorbeeld, Pedong, dat nog wat oostelijker ligt maar Kalimpong met zijn niets en zijn alles bleef toch het culminatiepunt, een soort spectrum waar alles samen kwam en een groot gevoel van vervulling zich van mij meester maakte. En nu ik besloten heb erover te schrijven weet ik niet of ik aan al die indringende herinneringen en associaties recht zal kunnen doen.
Maar ... hoe bereikt men Kalimpong ? Je kon en kan naar Bagdogra vliegen en vandaar met een bus of jeep rechtstreeks ernaartoe maar dat heb ik nooit gedaan vermits ik in die jaren echt wel een low-budget reiziger was. Dus voor mij was het de trein vanuit New Delhi, de Assam Mail of de Darjeeling Mail. Dit is een rit van twee dagen en twee nachten waarvoor je een zitplaats reserveert, alsook een slaapplaats in een "berth", wat eigenlijk een veredeld bagagerek is en je kiest best het bovenste. Je ligt dan wel vlak onder het dak van de trein maar je hebt een minimum aan privacy. Op zo'n reis word je met een aantal praktische problemen geconfronteerd. Alleen reizen bijvoorbeeld is af te raden wegens de kans op diefstal omdat je toch al eens naar het toilet moet, of bij lange stops, en geloof me, die komen veel voor - de gemiddelde snelheid ligt niet boven de 50 km per uur - bij lange stops dus, moet je wel eens op zoek naar eten en drinken op het perron want zoveel wordt er op de trein zelf niet aangeboden en je kan er ook niet op rekenen dat wat je bestelt ook daadwerkelijk geleverd wordt en dat je het dan ook nog eetbaar vindt. Ik heb curries gekend die zo venijnig waren dat je al begon te wenen  en krampen in de darmen kreeg als je er nog maar naar keek of aan rook.
Dus zoek je naar oplossingen. Goed, je hebt dus je "upper berth" veroverd omdat vorige reizen je geleerd hebben dat elke Indiër met je wil praten maar dat dit in 99% van de gevallen nooit een zinvolle uitwisseling van ideeën oplevert, enkel de eeuwige herhaalde vragen zoals "Where do you coming from ?", "Are you married ?" en "What do you think of India ?" waarbij het de vragende partij blijkbaar nooit echt om een antwoord te doen is, enkel klanken waarop dan nieuwe vragen komen om weer klanken te genereren, dat alles onder de noemer "I'm just practising my English, sir". My pidgin more likely.
Oplossingen dus. In de buurt van Connaught Circus in New Delhi kende ik een prima boekhandeltje, de Picadilly Bookstore, ter grootte van een flinke ingemaakte kast maar met een prima assortiment wereldliteratuur en een boekhandelaar die voortdurend de mantra "books...books...books.." herhaalde en zeer belezen was. Daar kocht ik dan bijvoorbeeld "War and peace" of "Crime and punishment" in een Penguin Classics editie en daarmee kon ik me best 48 uur bezighouden in mijn bovenste bagagerek. Een extra maatregel kon erin bestaan dat je je een bolletje opium aanschafte wat in die jaren in New Delhi weinig inspanning kostte. Wat was hier zo nuttig aan ? Wel, de opium eens opgegeten, zorgde voor een zalige roes zodat je eindeloos kon doorlezen maar het bood nog meer voordelen; ten eerste, je hebt weinig of geen eetlust, dus je moet niet op jacht naar voedsel met onbewaakte achterlating van je bagage. Ten tweede; het zorgt voor verstopping waardoor je nauwelijks naar het toilet moet, en geloof me, de toiletten op Indische treinen zijn totaal niet verlokkelijk. Ik heb zoete, bedwelmende herinneringen aan het in één ruk uitlezen van Tolstoj's magnum opus op mijn ongerieflijke bagagerek dat door de opium een behaaglijke, huiselijke beroesde stek werd ver boven de krioelende massa's die een Indische trein tot een apart universum maken.
Na die 48 uren of langer kwam je dan aan in Siliguri, nu New Jalpaiguri, waar het spoor ophoudt. Een typisch Indisch spoorwegstadje met de kenschetsende drukte, hitte, de verminkte bedelaars, de hopen vuilnis waarin varkens wroeten, de scherpe geuren van hopen specerijen, subtropische vegetatie, geduw, gedrens, schetterende Bollywoodmuziek uit teveel versleten luidsprekers, stof en nog eens stof, tientallen stalletjes met alles en nog wat, hier bijvoorbeeld zeer veel verse ananassen die fijn zijn om in te zwelgen na zo'n treinreis en in de drukkende warmte en haast tastbare duisternis van de Indische nacht.

Nu kan je de klim naar Darjeeling, of zoals de Tibetanen zeggen, Dorje Ling, aanvatten. Daarvoor zijn twee manieren, per spoor of langs de weg. Spoor betekent hier de legendarische Darjeeling Himalayan Railway die het ondertussen tot Werelderfgoed heeft geschopt en al vanaf 1881 in werking is. Het betreft hier een sensationele spoorweg met rollend materiaal vanuit de laat negentiende of vroeg twintigste eeuw dat door bijdehante technici en bricoleurs op aandoenlijke wijze met allerlei kunstgrepen in actie wordt gehouden op heroïsche en ongelooflijk inventieve wijze in, zoals in Indië gebruikelijk, zeer primitieve workshops en onder ondankbare werkvoorwaarden. Het amechtig puffende treintje dat uiteraard nog op steenkool werkt, volgt een waarlijk halsbrekend parcours ook wanneer het dorpen en stadjes doorkruist zoals bijvoorbeeld Kurseong, het half-way station, dat een typisch totaal anarchistische, ziekelijk overbevolkte negorij is waar het spoor zich kris-kras doorheen slingert tussen huizen, hutten en marktkraampjes die soms tot op minder dan een halve meter van de stapvoets vorderende trein komen welke daar voorafgegaan wordt door begeleiders met waarschuwende vlaggen die zo het spoor trachten vrij te houden voor het puffende, stomende en luid waarschuwend fluitende locomotiefje met zijn kleine wagonnetjes, uitpuilend van de vaak niet betalende passagiers die uit deuren en vensters hangen. Dit is heel pittoresk om zien maar het gaat wel ontzettend traag, dus nam ik meestal plaats in een gedeelde taxi of jeep die het traject naar boven een stuk sneller aflegden waarbij we natuurlijk altijd wel zo'n treintje passeerden en konden bewonderen. Ik heb er ook wel gebruik van gemaakt als ik vanuit Darjeeling enkele kilometers wilde afdalen naar Ghoom waar een belangrijk Tibetaans klooster van de Karma-Kagyu-sekte gevestigd is dat toentertijd door één van mijn leraren, Kalu Rimpoche, geleid werd.
De tocht naar Darjeeling voert je door prachtige gebieden, diepgroen, soms echte jungle, maar zo vaak in mist gehuld dat het gebied ook bekend staat om zijn vele tbc-gevallen, en als je dan eindelijk bovenkomt en je hebt het geluk dat de zon door de mist en nevel breekt en de hemel als het ware openklapt als een toverdoos dan kan je van waarlijk adembenemende vergezichten genieten die enig en onvergetelijk zijn. Darjeeling ligt tegen bergruggen, het stadje lijkt er zich als het ware aan vast te klampen zoals het in terrassen geconcipieerd is. In het lagere deel, nabij het treinstation, kunnen nog auto's en jeeps aankomen, hogerop is het voetgangers-only en veel trappen om de niet onaanzienlijke hoogteverschillen tussen de straten en laantjes te overbruggen. Maar laat ons aannemen dat je aankomt op een heldere, zonovergoten dag, dan zie je aan de overkant van de diepe valleien en dalen, een honderdtal kilometer verder, de weergaloze pracht van de hoge Himalaya en in dit geval, specifiek, de majestueuze berg Kangchenjunga met zijn vijf besneeuwde toppen die als een falanx de horizon definiëren en een werkelijk uniek zicht bieden waar je nooit genoeg van krijgt. Maar helaas, soms was ik dagenlang in de streek zonder ook maar één keer de pracht van de Himalayareus uit de mist te zien opdoemen maar als het een volgende keer dan toch weer gebeurde was de verbijstering en de verrukking over deze onvergelijkelijke schoonheid des te intenser en opwindender.

Reeds vroeg was ik door Darjeeling gefascineerd geraakt toen ik voor mijn plechtige communie in 1961 van de buren het boek "Een droom werd werkelijkheid" ten geschenke kreeg. Dit is het levensverhaal van Sherpa Tenzing Norgay, die in mei 1953 samen met sir Edmund Hillary als eerste de Everest overwon. Tenzing vestigde zich later in Darjeeling en stichtte er zijn Mountaineering Institute, en dat hele verhaal had mijn verbeelding omtrent deze stad zodanig gestimuleerd dat één van de eerste rocksongs die ik schreef, in '65 of '66, al gedeeltelijk over Darjeeling en mijn mogelijk overlijden daar - adolescentenromantiek - ging.
 Vreemd hoe men in sommige details zijn eigen profeet kan zijn in het schrijven. Eigenaardig is wel dat ik tijdens geen enkel van mijn bezoeken aan Darjeeling ooit Tenzing's instituut bezocht, waarschijnlijk was hij toen al overleden, dat herinner ik mij  niet precies, maar ja, al mijn energie ging toen uit naar het Tibetaanse boeddhisme. Zo ben ik ook nooit naar het zo beroemde Tiger Hill daar in de omgeving geweest, je kan nu eenmaal niet alles doen en het feit alleen dat ik in dat mythische Darjeeling was aangeland, tegen alle logische verwachtingen van mijn dorpse zelf uit 1961 in, was misschien al wonder genoeg voor mij.

Ik logeerde altijd in de bovenstad in het pensionnetje Timber Lodge van Mrs. Pema Ongul, een forse Tibetaanse dame die zo vriendelijk en innemend was dat elke gedachte aan haar me nu, 35 jaar later, nog ten gronde ontroert en beroert. Wie me haar toentertijd haar adres heeft gegeven herinner ik me niet maar die persoon moet ik toch altijd dankbaar blijven want zo'n warmte en affectie komen helaas te weing voor. Ik weet in feite niet meer hoeveel kamers er precies waren in haar pension, misschien zelfs maar één en wel met een eigen buiteningang aan de zijkant van het huis. Ik en de verschillende partners met wie ik daar in de loop der jaren logeerde werden altijd in een omarmende generositeit ontvangen en we voelden ons altijd onmiddellijk thuis en in zekere mate deel van de familie hoewel er moeilijkheden waren met haar Indische echtgenoot die een probleemdrinker was met soms erg agressieve uithalen. Mrs. Ongul had twee mooie tienerdochters die erg onder de wisselende stemmingen van hun vader leden en vaak werden we in bed opgeschrikt door gebons op de kamerdeur. Dat was dan de mooie oudste dochter Rani die de razernij van haar dronken vader ontvluchtte en bij ons haar toevlucht zocht. Zij verborg zich onder ons bed in de wetenschap dat ik er niet over zou denken haar hondsdolle vader in de kamer binnen te laten of zelfs maar de deur voor hem open te doen. Zoiets schept een band natuurlijk en ik zal de aanvallige Rani niet licht vergeten. Uiteindelijk pleegde haar alcoholische vader zelfmoord en in 1977 maakte ik kennis met Rani's verloofde, een imposante officier van het Indische leger met wie ze ging trouwen en met wie het fijn Mekong-whiskey drinken was.

Darjeeling telt veel Tibetaanse winkeltjes met antiek en rituele boeddhistische voorwerpen. Ik was een maniakale verzamelaar die ook wel eens wat doorverkocht en over de jaren leerden die handelaren mij kennen en appreciëren omdat ik steeds terugkeerde en ook veel wist over hun handel en het boeddhisme tout court. Op den duur had ik zozeer hun vertrouwen gewonnen en krediet opgebouwd dat ze me ook inwijdden in hun vervalsingstechnieken en verouderingsprocedé's. Eén handelaar nam me zelfs mee naar het atelier waar ze zogenaamd antieke beeldjes vervaardigden. Sommige daarvan waren echter zo goed gemaakt dat ik ze sowieso aankocht omdat ze zo gaaf en mooi waren dat ik ze louter op die kwaliteiten kon doorverkopen zonder te moeten pretenderen dat ze oud of extreem waardevol waren. Het verouderingsproces voor thangka, religieuze schilderingen op doek en in zijde gekaderd bestond erin ze lang genoeg in de primitieve keukens boven de altijd rokende ovens en kookvuren te hangen, zo kregen ze zeer snel "patin".

Toen ik in 1972 voor de eerste keer in Darjeeling was met mijn kameraad Jean wou die gaan paardrijden wat in Darjeeling een populaire toeristenbezigheid is. Ik ging mee maar toen ik op het paard zat wist ik onmiddellijk dat het mijn ding niet was; ik kon het beest niet baas en eigenlijk was ik bang, dus met het schaamrood op de wangen liet ik Jean er alleen op uit trekken. Toen ik hem later die namiddag terugzag vroeg ik hoe het hem vergaan was en het bleek toch ook niet zo eenvoudig geweest te zijn. Jean was wél een ervaren ruiter maar toch had het paard in alle ernst gepoogd hem af te gooien op de rand van een ravijn. Als dat gelukt was had hij het waarschijnlijk niet kunnen navertellen maar hij had zich met veel moeite weten vast te klampen aan de nek van het beest dat hem bleef proberen af te gooien tot het uiteindelijk wat kalmeerde. Toen was hij afgestegen en had in de dichtbeboste omgeving gezocht tot hij een dikke afgebroken tak vond, dan was hij weer op het paard afgegaan en had de tak met zoveel mogelijk kracht op de kop van het dier verbrijzeld zodat het er zelfs wat bij zwijmelde. Toen hij het daarna besteeg was het gedwee als een lammetje en gaf geen problemen meer. Iemand moet de baas zijn, maar ik als watje zou hiertoe niet in staat geweest zijn dus was het best dat ik bij moeder Darjeeling thuis was gebleven. De ironie is natuurlijk dat Jean en ik allerlei kloosters bezochten en lama's consulteerden om meer over het geweldloze boeddhisme te leren dat medelijden voor alle levende wezens predikt, maar ja, het paard was begonnen natuurlijk.
Het beste wat je in dit stadje kan doen na zo'n bewogen namiddag is gaan eten in Glenary's in Nehru Road, de hoofdstraat van de bovenstad. Glenary's heeft nog iets vanuit de koloniale tijd, alles in hout en met vele oude foto's maar ze hebben ook een moderne bakkerij waar je westers brood en gebakjes kan kopen. Het restaurant is boven en heeft op zonnige dagen het typische fantastische uitzicht op Kangchenjunga. Hier heb ik menige fijne maaltijd genoten terwijl het personeel decoratief over de krakende houten vloer af en aan gleed als schimmen uit een vervlogen tijd.

Het is voor mij ook wel eens goed fout gegaan in Darjeeling. Zelfs in de aanloop naar de stad liep het al grondig verkeerd dat jaar. We hadden vanuit Katmandoe een binnenlandse vlucht genomen in een tweemotorig vliegtuigje dat in Badrapoer landde, niet ver van de Indische grens. Normaal verwacht je dan een vliegveld of toch een betonstrip maar hier was dat gewoon een lege weide. Toen we ernaar afdaalden voor de landing zag mijn vriendin wat haar te wachten stond; het gevolg voor mij was een bont en blauwgeknepen arm terwijl zij het ook nog eens letterlijk in de broek deed van angst, gelukkig de kleine boodschap. Het vliegtuigje landt hortend en stotend in het gras, komt tot stilstand, het tiental passagiers gaat door de lage deur naar buiten en een trapje met enkele treden af, de piloot opent een luik in de romp, gooit iedereen zijn bagage toe, klimt terug in zijn toestel, start het weer op, draait om, taxied even door de wei en verdwijnt dan in het Nepalese luchtruim. Eens je het gewoon bent een fluitje van een cent maar de eerste keer beduidend ontregelend zoals mijn vriendin ervaarde.
We vonden vervoer naar het dichtstbijzijnde station, kochten ticketten en namen een trein waarvan ons gezegd werd dat hij naar New Jalpaiguri opstoomde. In de loop van de dag bleek dat er geen voedsel te krijgen was en wij stopten enkel in steeds schraler ogende plattelandsstationnetjes waar écht niks te koop was. Het enige wat we konden bemachtigen waren trossen lichees in de schil. Eerst denk je, waw fantastisch, lekker en nagenoeg gratis, maar naarmate de tijd verstrijkt en er echt niets anders opzit dan lichees te blijven eten om het hongergevoel te temperen beginnen ze meer en meer tegen te steken. Op de duur werd ik er flink ziek van en geloof me, ik heb sindsdien, en dat was in 1977, nooit maar dan ook nooit meer een lichee gegeten. Op een bepaald ogenblik komt de conducteur ons vragen of onze visa's voor Bangladesh in orde zijn vermits we de grens naderen. Het blijkt dat we op een totaal verkeerde trein zitten en moeten er dan ook zo snel mogelijk zien af te komen. Bij het volgende station tuimelen wij de trein uit ergens in het absolute midden van nergens. Het is augustus en bijna zwarte moessonwolken hangen nu laag boven ons en voorspellen weinig goeds. Uiteindelijk deden we er 48 uur over om, via Calcutta in godsnaam, Darjeeling en de gastvrijheid van Mrs. Ongul te bereiken. Daar brachten we een fijne week door, gingen ook een weekje naar Kalimpong, en ik deed mijn inkopen bij de bevriende antikwaren. De voorlaatste dag ging ik naar de Bank of India om een American Express cheque te verzilveren vermits ik net een vrij duur Tibetaans beeldje gekocht had en nog weinig cash had en toen begonnen de problemen. De loketbediende weigerde de cheque te honoreren en ik dacht terug aan een transactie in Katmandoe een week tevoren toen ik ook al wantrouwende blikken moest trotseren maar uiteindelijk toch mijn geld kreeg. Ik bleef aandringen vermits ik cash nodig had en toen dit niets uithaalde stond ik erop de bankdirecteur te spreken. Dat lukte na wat palaveren maar ééns in zijn bureau werd ik zeer neerbuigend toegesproken zonder dat mij echt werd uitgelegd wat nu in feite het probleem was. De spanning steeg, er vielen zware woorden en er werd gedreigd met de politie. Nu is die Indische politie iets waar je, vanwege de allesoverheersende corruptie, beter mee uitkijkt maar het was wel nodig dat deze zaak werd uitgeklaard. Politie werd gebeld en terwijl we hun komst afwachtten kwam de aap uiteindelijk uit de mouw, en werden er ook bewijsstukken getoond, wat best wel wat vroeger had gemogen. Het is zo dat elke bank ter wereld toentertijd een folder had met alle mogelijke specimina van reischeques. Die worden om de plusminus 20 jaar aangepast. Nu bleek dat er van mijn cheques geen specimen in hun verzameling zat, meer nog, als je er met de natte vinger over wrijfde kwam de inkt er gewoon af. De bank had geen problemen gewild maar toen ik bleef aandringen moesten ze wel iets doen. Ikzelf die de cheques uiteraard te goedertrouw had gekocht in het filiaal van de Kredietbank in de Antwerpse Boerentoren was er natuurlijk van overtuigd dat ik recht in mijn schoenen stond. De lokale politie trad mijn standpunt niet bij en nam mij ter plekke in hechtenis en plots zag de wereld er heel anders uit. Mijn vriendin droeg ik op om Mrs. Ongul te vragen ons de beste advokaat van Darjeeling te bezorgen vermits ik reeds de volgende dag voor de rechter zou moeten verschijnen.
Ik bracht de nacht door in het commissariaat van Darjeeling waar ik op een bureau mocht slapen bij gebrek aan beter, gelukkig kreeg ik een deken. Ik had ook een telefoongesprek mogen voeren maar dat was niet zo evident. De tijd van de mobiele telefoons lag nog in een onvermoed verschiet en de lijnen vanuit een bergstadje naar het verre Europa waren geen sinecure, en dan was er ook nog eens het tijdsverschil. Toen ik wonder boven wonder toch mijn moeder aan de lijn kreeg wist ik dat er niet veel tijd was om te praten dus kon ik enkel instructies geven om de ambassade in Delhi en het consulaat in Calcutta te contacteren want die, samen met de Kredietbank, moesten mij uit deze soep halen. Spijtig genoeg was het dan al vrijdagavond wat maakte dat het waarschijnlijk tot maandag zou duren voor er iets tastbaars kon gebeuren. Un poco pech.
Het werd dus geen rustige nacht, samen met de agenten waarvan sommigen duidelijk genoten van hun tijdelijke macht over een "foreigner suspected of forgery and cheating".
De wet werkt blijkbaar snel in India en de volgende dag bevond ik mij in de plaatselijke rechtbank waar beslist werd dat ik voorlopig maar best naar de gevangenis verkaste in afwachting van een definitieve uitspraak van de rechtbank na het mogelijke aandragen van meer bewijzen te mijnen gunste, indien die al bestonden. Mijn advokaat drong erop aan mij voorlopig vrij te laten met afgifte van mijn reispas zodat ik niet wegkon en bijvoorbeeld dagelijkse meldingsplicht bij de politie maar tevergeefs vermits "the court fears this foreigner may take advantage of the cover of darkness to make his escape and flee the country" Zonder geld ?! Zonder reispas ?!, maar het mocht niet baten.
Ik werd rechtstreeks naar de plaatselijke gevangenis gevoerd en qua cultuurschok kon dat tellen. Ik werd naar een cel gebracht waarbij de cipier wist te vertellen dat de laatste bewoner zich had verhangen aan de tralies van het venster hoog in de achterwand. Ik verklaarde onmiddellijk dat ik naar de ziekenboeg wenste overgeplaatst te worden wegens luchtwegenproblemen. Zo gezegd, zo gedaan, we kwamen aan in de infirmerie-vleugel en na een korte inspectie verklaarde ik mezelf genezen omdat dit lokaal gewoon onleefbaar was. Dus terug naar de cel die ik eerder geweigerd had maar nu toch de beste optie leek. Je installeert je met de weinige persoonlijke bezittingen die ze je gelaten hebben en beseft al snel dat privacy in een Indische gevangenis een waanidee is. Vreemd genoeg staat de deur van je cel gedurende de dag open en kan je gewoon rondlopen in het hele complex en het drong snel tot me door dat dit een conglomeraat gevangenis-krankzinnigengesticht was. Spijtig genoeg ontdek je dat de behandeling van psychische problemen erin bestaat dat de patiënt in het bijzijn van elkeen die wil toekijken vakkundig in elkaar geslagen wordt. Waarschijnlijk goedkoper dan pijnstillers maar het maakt je wel extreem bewust van de precaire situatie waar je in verzeild bent geraakt. Het merendeel van de gevangenen leeft in grote slaapzalen waar iedereen twee vierkante meter private ruimte heeft en dat is het dan. Plots besefte ik dat mijn cel een luxe-verblijf was in afwachting van een definitief vonnis. Ik zal hier niet uitwijden over bijvoorbeeld de toiletten want die waren hallucinant weerzinwekkend. In mijn cel kreeg ik eten maar laten we zeggen dat het geen feest was. Omdat ik nog wat geld had kon ik maaltijden bestellen die dan vanuit de bazaar aangevoerd werden hoewel ze dan natuurlijk bijna koud waren, maar op zijn minst was het eetbaar voedsel. Politie-agenten kwamen naar je cel om je te melden dat ze zin in Fanta hadden, de onderliggende gedachte was natuurlijk dat ik die voor hen zou betalen. Ik was echter koppig en legde hen omstandig uit waar de kraampjes in Darjeeling zich bevonden waar ze zoveel Fanta konden kopen als ze wilden. Dit was allemaal goed en wel zolang mijn proces niet beslecht was, indien dat in mijn nadeel uitdraaide zou  mij deze ironie wel eens duur te staan kunnen komen.
Ik werd naar het bureau van de gevangenisdirecteur gesommeerd waar een bedaagde Indiër me aansprak in perfect bekakt Oxford-English, "It's not looking all that good old chap, I'd say things look rather glum, old chap, rather glum indeed, this is a rum business, old chap" enzoverder, het leek wel of we in een boek van Wodehouse terecht waren gekomen. Eigenlijk was dit een fijne man maar alles begon toch een beetje surreëel te worden en ik moest terug naar mijn cel waar mij weer andere uitdagingen wachtten.
Er was een mede-gevangene die zich over mij ontfermde, vaak in mijn cel langskwam en probeerde mij op verschillende manieren van dienst te zijn en mij wegwijs te maken in deze aparte biotoop. Hij zei altijd "You good man" en toen ik vroeg of hij ook een goede mens was knikte hij bevestigend. Ik vroeg waarom hij dan in de gevangenis beland was "Only murder, sir, double murder, but me good man" Ja, als je het zelf zegt. In feite mocht ik hem wel maar op een dag bleek hoe de vork in de steel zat, ik lag te lezen op mijn brits en hij kwam op de rand zitten en begon een onsamenhangend hakkelend verhaal met veel gebarentaal die ik eerst niet begreep maar na een tijdje werd het mij duidelijk dat hij zijn seksuele interesse voor mij wou uitdrukken. Ik hield de boot af door te verwijzen naar mijn vriendin, die nu natuurlijk "mijn vrouw" was en die hij gezien had toen ze op bezoek mocht komen. Ik vertelde hem doodeerlijk dat die het zeker niet prettig zou vinden moest ik haar ontrouw zijn enzoverder blablabla. Hij bracht hier dan begrip voor op en eerlijk gezegd, hij bleef mijn steun en toeverlaat in de bizarre week die ik in de gevangenis van Darjeeling doorbracht. Toch was het mij duidelijk dat moest er toch iets misgaan in de rechtbank en ik hier langer zou moeten blijven het wellicht allemaal een stuk moeilijker en minder hoffelijk zou kunnen toegaan. Daar lag ik wel eens wakker van.

Na enkele dagen kwam mijn vriendin voor de laatste keer op bezoek. Vanuit Darjeeling konden wij de vertrekdatum per vliegtuig van New Delhi naar Europa niet wijzigen met de toen beschikbare technologie. Plus, mijn vriendin werkte voor een staatsinstelling, haar verlof liep af en ze wilde haar job niet kwijt en dacht dat ze vanop het thuisfront misschien méér voor mij kon doen. Ik heb al eerder vermeld dat lange treinreizen op je ééntje in Indië geen makkie zijn en zij was op haar tweeëntwintigste voor de eerste keer écht op reis dus dat ging een hele klus worden. Ze wist me wel te vertellen dat de hele machinerie om mij hieruit te halen op gang was gekomen; de ambassadeur in New Delhi en de consul in Calcutta hadden er hun schouders onder gezet en in samenspraak met de Kredietbank had American Express in Parijs ook de hand aan de ploeg geslagen. Zij betaalden bijvoorbeeld mijn moeders' telefoonrekening die erg opliep door haar gesprekken met ambassade, consulaat en mijn vriendin bij Mrs. Ongul. Dat was in een tijd dat zulke verbindingen niet al te vlot tot stand kwamen en ook nog eens tientallen euro's en méér kostten - in prijzen van nu zouden er dat honderden zijn, dus die steun was erg welgekomen. Nu wisten we ook wat er was misgelopen. De traveller cheques die ik meehad stamden nog uit de vroege jaren vijftig en moesten in feite al lang uit roulatie genomen zijn hoewel ze strict gesproken toch nog een wettelijk betaalmiddel waren. Bij de Kredietbank in Antwerpen zat er nog wél een specimen in de geldigheidsfolder, maar bij de State Bank of India, Darjeeling, dus helaas niet. Nu moest dat allemaal officieel op papier gezet worden en via de consul in Calcutta aan de rechtbank hier overgemaakt en dan zou mijn probleem opgelost zijn. Dat gaf deze burger hoop.

Mijn vriendin vertrok en kwam behouden aan, eerst in New Delhi, vervolgens in Frankfurt en dan thuis. Toch is er aan haar solo-terugreis een kleine pikante anekdote verbonden. Vermits het augustus en bijgevolg bloedheet was droegen wij de lichtst mogelijke kleding. Zij had een zwart nylon slipje dat gewoonweg doorzichtig was maar inderdaad erg luchtig en, het mag gezegd, beresexy. Ze was dus op de trein naar Delhi geraakt en had zich gehuld in een wikkelrok op haar "upper berth" te slapen gelegd. Echter, door te woelen in de subtropische hitte vlak onder het dak van de trein was haar rok losgekomen en had ze blijkbaar enkele uren liggen slapen enkel gehuld in dat niemendalletje, dus in feite met haar fraaie kont bloot. Dat moet een ware marteling geweest zijn voor de oversekste, totaal gefrustreerde Indische mannen in de coupé. Je moet om te huwen en ipso facto te neuken een bruidsschat kunnen betalen en dat lukt vaak jarenlang niet dus het land loopt vol testosteronbommen, meestal ook nog werkloos met een waardeloos universiteitsdiploma, die nooit aan hun trekken komen. Dit creëert een sfeer van gigantische frustratie en de vele westerlingen die Indië toch zo'n diep spiritueel land vinden leven echt in een totale fantasmagorie. Nergens, zelfs niet in  een geregimenteerd land als Japan, zag ik meer neurose in elke straat en op elk moment. Maar mijn vriendin kwam gelukkig ongemolesteerd weg met haar onbedoelde reet-show.

Ondertussen had ik er een kleine week verblijf op kosten van de Indische staat opzitten en werd er, zonder dat ikzelf aanwezig was, uitspraak gedaan in de rechtbank. Mijn beschermheer, betuttelaar en bewonderaar was zoals gewoonlijk als eerste op de hoogte van het verdict en kwam krijsend aangestormd "Release ! Release !" Wat een opluchting inderdaad en doorlopend hoorde ik overal de toenmalige Bollywood-hit Oh pani-do, pani-do, pani-do ! Pani betekent water en nu kon ik weer het water van de vrijheid proeven. Toch was hier een bijsmaakje aan want nu kwam ik in een nieuw verhaal terecht waarover ik ook weer weinig controle had en dat ik blijkbaar lijdzaam moest ondergaan. Ik had het natuurlijk anders kunnen aanpakken maar ik wou, uiteraard, gewoon wég, ik zat onder de luizen en de vlooien en ik had even heel erg genoeg van heel Indië, heel Azië. Ik wou naar huis en dat kwam iedereen hier blijkbaar zeer goed uit. Want natuurlijk had ik nu op mijn beurt een proces kunnen inspannen en schadevergoeding eisen en een boel mensen hier voor schut zetten; mijn zaak was groot nieuws geweest in de lokale kranten die al lang blij waren dat er iets gebeurde dat buiten het triviale nieuws van alle dag in een provinciestadje viel. Ik werd met een politiejeep zo dicht mogelijk tot bij Mrs. Ongul's pension gebracht en er werd mij gezegd dat ik die waarschijnlijk zo snel mogelijk op huis aan wou op mijn wenken bediend zou worden. Ik kreeg enkele uren om mijn zaken op orde te stellen en die had ik echt wel nodig want mijn ticket voor de thuisvlucht vanuit New Delhi was nu vervallen en ik kon niet weten of de luchtvaartmaatschappij het gratis zou verlengen dus zat ik, zelfs als ze mijn zogenaamde valse cheques omwisselden nog met een mogelijk tekort indien ik een nieuw ticket zou moeten kopen. Nu kwam mijn jarenlange associatie met de lokale antiquaren mij ten goede. Het Tibetaanse beeldje dat ik vorige week had gekocht, het duurste en beste ooit, werd door de handelaar gewoon teruggenomen aan de prijs die ik ervoor betaald had, wat niet zo evident is maar de mensen in de stad die mij kenden hadden mijn wedervaren in de kranten gevolgd en sympatiseerden met mij, zeker nu ik gelijk bleek te hebben. Dus was ik wel een kostbaar stuk antiek kwijt, wat mij speet, maar ik was nu weer wel financieel op alles voorbereid.
Eens dat geregeld ging alles heel snel, zo snel dat het duidelijk was dat ze absoluut van me af wilden en dat het iets mocht kosten. Weer stond een politiejeep voor mij klaar die mij helemaal naar beneden naar de trein in de vlakte bracht, toch een kleine tachtig kilometer verder. Vervolgens begeleidden ze me naar de trein waarvoor ik geen geldig ticket meer had, maar ook hier gold: kleine handicap geen bezwaar. De politiemensen plukten gewoon in het wilde weg een ongelukkige van de trein, die luid protesterend werd weggeleid en ik werd, niet echt manu militari, maar veel scheelde het niet, op de plaats van het slachtoffer neergepoot en een voorspoedige reis toegewenst. Einde verhaal. Ze hadden enkel nog in de houding moeten springen, de hielen tegen elkaar klappend en saluerend. Je weet dat bij onze nieuwsdiensten steeds het uitgemelkte cliché wordt bovengehaald van Indië als grootste democratie ter wereld. Dat kan enkel gedebiteerd worden door wereldvreemde, totaal ongeïnformeerde journalisten die gewoon niet snappen hoe dat land, ook nu 30 jaar later, in elkaar zit. Niemand die Indië kent, laat staan die het ongeluk heeft er geboren te worden kan in deze van de pot gerukte fictie geloven. Ik verwijs u voor ondersteuning van deze onwrikbare pijnlijke waarheid naar het werk van  hedendaagse romanschrijvers zoals Aravind Adiga, Vikram Chandra, Rohinton Mistry, Kiran Desai, Salman Rushdie enzovoort, en geloof me, romanschrijvers schatten de geschiedenis veel inzichtelijker in dan politiekers, middelmatige journalisten en, godbetert, ideologen.
Maar goed, ik spoorde naar New Delhi, vloog naar Frankfurt waar ik werd afgehaald door familie en vrienden en in Boechout op een uitbunding feest onthaald.
Verder drukte iedereen zich, schadevergoeding heb ik nooit gekregen en toen ik werd uitgenodigd in het toen razend populaire zondagmiddag-radioprogramma van Jan Van Rompaey mocht ik wel het verhaal doen maar enkel als ik plechtig beloofde de naam van de Kredietbank niet te noemen. Dit programma ging live en de verleiding was verdomd groot maar ik had mijn woord gegeven en hield het dus maar op een constant verwijzen naar "de bank die ik niet mag vernoemen".
Het jaar daarop ging ik weer gewoon terug naar Darjeeling, de politie-agenten die mij lichtelijk onheus behandeld hadden op het commissariaat deden alsof ze mij niet kenden of zagen. Mrs Ongul was haar eeuwige warme zelf en de antiquaren waren zoals altijd blij dat ze een trouwe klant terugzagen en we begonnen als vanouds te onderhandelen waarna ik me op een somptueus maal in Glenary's trakteerde en uitkeek op de glorie van Kangchenjunga, de gezegende berg.

In de jaren zeventig waren Darjeeling en Kalimpong nog "restricted areas" waarschijnlijk als gevolg van de spanningen met China die in de jaren zestig zelfs tot een korte oorlog leidden. Je moest dus een speciale toelating of "permit" hebben. Die voor Darjeeling vroeg je samen met je visum voor Indië aan en werd ook vlot verstrekt. Die voor Kalimpong moest je in Darjeeling ophalen bij de district commissioner die je dan drie dagen gaf welke je in Kalimpong gewoonlijk zonder problemen nog wat kon verlengen. Dan was het zaak een plaatsje in een jeep te veroveren, zo gaan er per dag een aantal tussen de twee steden over en weer naargelang de vraag. Ze worden naar goede Indische gewoonte ook zodanig volgepropt dat je je vaak wat breder moet maken om de trip met enig comfort te beleven. Mijn beste maar ook inspannendste ervaring met de reis was dat ik éénmaal gewoon op een trede achteraan de jeep rechtstond en mij vasthield aan het buizenstel van het bagagerek op het dak. Zo had ik het beste zicht en reken maar dat er wat te zien is. De tocht van een goeie vijftig kilometer gaat over goedlopende glooiende wegen die zich afwisselend door jungle en uitgestrekte theeplantages slingeren. Hier wordt de beroemde Darjeeling thee gekweekt die door sommigen als de beste ter wereld wordt beschouwd. In de oogsttijd bewegen de plukkers zich tussen de theestruiken met lange manden op de rug waarin de blaadjes verzameld worden en zij lijken op monniken of bidsprinkhanen en mijn herinnering is er een van diepe stilte terwijl ik die figuurtjes langzaam zag vorderen op hun oogstspoor door een zee van eeuwig groen. Soms wordt je aandacht getrokken door klieders van kleur in het diepe groen; dat zijn rododendrons en kerstrozen die hier overal in het wild groeien. Ongeveer halfweg moeten we naar beneden, lager en lager omdat we de Teesta rivier naderen, hij heeft zich millenialang een weg gegraven door dit deel van de Himalaya en bij Teesta Bridge is een controlepost waar de permits bovengehaald moeten worden en waar men even kan rusten onder het gadeslaan van de machtige rivier en de langs alle kanten oprijzende bergruggen vol diepgroene jungle en wouden. Nu voert de weg weer omhoog en naderen we Kalimpong dat op een hoogte van ongeveer 1300 meter ligt. Eerst zie je wat bungalows en koloniale villa's die in de heuvels buiten het stadje liggen en dan rol je de schaarse straten in. Rechts van de hoofdstraat ligt wat dieper het voetbalveld en daar voorbij, naast het veld, is de aankomstplaats voor de jeeps, taxi's en lokale bussen. Van hier vertrekken veel mensen naar Sikkim en Bhutan maar voor westerlingen was dat toen niet zo simpel, zeker niet voor wat betreft Bhutan. Vaak mengde ik mij onder de chauffeurs en reizigers om naar hun verhalen te luisteren of gewoon de sfeer op te snuiven en steeds was er dat verlangen naar die twee kleine bergstaatjes, maar het is nooit in vervulling gegaan. Zo dichtbij en toch zo ver, inderdaad.


Net als bepaalde delen van Darjeeling doet Kalimpong soms denken aan een Schots stadje. Door zijn zacht klimaat was het een perfecte plek voor de kolonialen om zich tijdens de bloedhete zomers terug te trekken en vandaar dus de bungalows en villa's en enkele bekende christelijke scholen die ook nu nog zeer populair zijn en kwalitatief hoogstaand onderwijs verschaffen. Je ziet dan ook, net als in Engeland, veel kinderen in kleurige schooluniformen. De bevolking bestaat uit de oorspronkelijke bewoners die Lepcha's worden genoemd, en verder Nepalezen, Tibetanen, Bhoetanezen, Sikkimezen, Indiërs en een kleine minderheid Anglo-Indians. Bij al mijn bezoeken had ik hier nooit spanningen opgemerkt en daardoor een ietwat idyllisch beeld gekregen van een harmonische samenleving die onder invloed van het boeddhisme een rimpelloos bestaan leidde. Natuurlijk was ik hier telkens maar voor een week en beperkten mijn contacten zich tot boeddhistische monniken en vriendelijke antiquaren en restauranthouders enzo dus van onderhuidse spanningen had ik niets gemerkt. Toen dan de bloedige ongeregeldheden in de jaren negentig zich voltrokken was dat voor mij een grote verrassing, hoewel, op dat moment zelf wist ik er niets van vermits er in het westen totaal geen ruchtbaarheid aan werd gegeven. Ik leerde de omvang en destructie ervan slechts kennen via het lezen van Kiran Desai's The inheritance of loss, waarvoor ze in 2006 de Man Booker Prize kreeg en dat in het Nederlands te koop is als De erfenis van het verlies. Blijkbaar had er al die jaren iets gebroeid met de Nepalese inwijkelingen en ja, zoals altijd was de bom op een bepaald moment gebarsten met desastreuze gevolgen voor de bevolking in haar geheel. Hoe de toestand nu is weet ik eigenlijk niet want op het internet vindt je enkel lofzangen op het paradijselijke toeristenplaatsje dat nu blijkbaar voor veel meer mensen dan 30 jaar geleden een vakantiebestemming is. Buiten cottage-industry is er ogenschijnlijk weinig economische bedrijvigheid hoewel er belangrijke orchideeënkwekerijen zijn die voor uitvoer zorgen.

Tijdens mijn eerste verblijf hier, in 1972 met Jean, leerden we viavia Dhardo Toelkoe kennen. Toelkoes zijn levende incarnaties van de boedha-natuur die ook telkens zo herboren worden, als heiligen beschouwd worden en bij de bevolking in hoog aanzien staan. Hij was een kleine, zeer innemende man die een erg eenvoudig leven leidde, wat lang niet van alle boeddhistische hoogwaardigheidsbekleders kan gezegd worden. Zo had hij de verantwoordelijkheid opgenomen een schooltje voor arme kinderen te leidden en het grootste deel van zijn energie ging daar naartoe. Deze toewijding nam ons erg voor hem in, zeker toen hij toch nog de tijd nam om lange gesprekken over boeddhisme met ons te voeren en uiteindelijk toe te stemmen ons de initiatie van Mahakala te geven. Dit soort initiatie heet "wong" in het Tibetaans en betekent een soort van machtiging gepaard gaande met het doorgeven van een zegening. In het soefisme zou men dit baraka noemen. Je wordt verondersteld alle iconografische attributen van de godheid of liever energie, in kwestie te kennen en al langdurig met al zijn aspecten in de weer te zijn. Tijdens een lange plechtige ceremonie wordt de visualisatie samen beoefend, de mantra doorgegeven en de machtiging ontvangen. Dit soort rituelen, zeker waar het een energie als die van Mahakala, the Great Black One betreft, worden niet licht uitgevoerd en wij voelden ons vereerd en voldaan. Al de keren dat ik in Kalimpong was bezocht ik Dhardo Toelkoe en gaf steeds wat financiële steun voor zijn school. Eénmaal drong hij er zelfs op aan dat mijn vriendin en ik het schoolfeestje en de proclamatie zouden bijwonen, een woordje plaatsen en één van de prijzen uitreiken. Normaal zou ik voor zoiets feestelijk bedankt hebben, maar deze toegewijde goedhartige man kon ik niets weigeren en uiteindelijk was het een zeer aangename ervaring met al die piekfijn uitgedoste uitgelaten mooie jonge kinderen die oprecht blij leken te zijn met onze aanwezigheid and a pleasant time was had by all.


Toen ik hier in 1972 met Jean was ontmoetten we twee Antwerpenaren die we kenden en we trokken samen wat op. We besloten een daguitstap naar Pedong, vlakbij Sikkim, te maken en namen een jeep daarheen langs weer adembenemende vergezichten en door dichte wouden, ongelofelijk. Ik had me echter heel de dag niet te best gevoeld en op de terugweg toen we gewoon wandelden en hoopten dat een passerende jeep ons zou meenemen kwamen we langs een kleine Tibetaanse tempel met stoepa en die wilden we verkennen. Maar net toen kwam er een jeep aan en ik besloot die te nemen om in het hotelletje te gaan rusten. Uren later kwamen de drie totaal euforisch terug; er woonde een oude lama met zijn familie bij de tempel en die had hen met open armen ontvangen en te eten genodigd. Daarna had hij een aantal antiquiteiten bovengehaald en te koop aangeboden. De kwaliteit van die zaken was uitzonderlijk en de drie hadden ze voor een prikje gekocht. Ik voelde me wel opgelaten en een tikje jaloers maar daar konden zij niks aan doen natuurlijk. Toen ik het jaar daarna met mijn vriendin in Kalimpong was liet ik dus uiteraard niet na om ook eens bij die lama aan te lopen. Wij werden vorstelijk ontvangen en met vriendschap en voedsel overstelpt "You must train yourself to eat more, yes eat more !" tot we bijna barstten. De dochter, Yankila, die geneeskunde wilde gaan studeren, sprak gelukkig vlot Engels want de lama en zijn vrouw beperkten zich tot enkele woorden en bemoedigend glimlachen van oor tot oor. De maaltijd liep behoorlijk uit en werd rijkelijk overgoten met chang, een bier dat er uitziet als melk en van gierst gebrouwen wordt. Een van de zonen was iets belangrijks in de hoogste regionen van de Bhoetanese regering en ook hij sprak goed Engels. We begonnen zelfs plannen te smeden dat hij ons in samenspraak met de koning, die hij goed kende, naar Bhoetan zou uitnodigen waar ik dan een Engelse school zou opstarten. Bhoetan ! ik sloeg wel aan het dromen. Het jaar nadien echter was hij politiek in de problemen gekomen en konden we onze plannen niet in werkelijkheid omzetten. We werden allemaal wat dronken, de duisternis viel in en er kon geen sprake van zijn dat wij nu nog naar Kalimpong terugkeerden. Dus kregen wij de logeerkamer toegewezen en dommelden in luisterend naar de geluiden uit de jungle buiten.
De volgende ochtend werden wij na het ontbijt verrast door intrigerende klanken die alsmaar dichterbij kwamen. Plots draaide een luidruchtige, kleurrijke stoet het pleintje voor de tempel op. Het waren Lepcha-shamanen die een festival vierden en ook de boeddhistische tempel met een collegiaal bezoek vereerden. Dit was een werkelijk uitzinnige exotische bende en ik had er graag enkele foto's van genomen maar mijn rolletje film was op. Dus vroeg ik de lama om de feestvierders zo lang mogelijk bezig te houden met de nodige chang terwijl ik naar het nabije dorp zou rennen waar ik film kon kopen. Na een paar honderd meter kwam ik aan een tweespalt in de weg en er stond uiteraard geen wegwijzer dus moest ik kiezen en je raad het, ik koos verkeerd en na een halfuur door de heuvels rennen keerde ik uitgeput terug maar de kleurige vogels waren gevlogen. Wij zijn nog tot in de namiddag gebleven en namen dan afscheid van deze zeer gastvrije, immer glimlachende mensen die mij ook nog een prachtige oude thangka, voorstellende Mahakala, gaven in ruil voor mijn oude fototoestel.

Het adres van het pensionnetje waar we steeds logeerden in Kalimpong hadden we natuurlijk van Mrs. Ongul gekregen. Het lag aan Eighth Mile een eindje buiten het centrum. Ook hier was iedereen weer doorlopend vriendelijk maar we hadden met deze mensen niet hetzelfde intense contact zoals met Mrs. Ongul. Misschien had dat iets te maken met de manier waarop hier elke dag begon. Wat ik ook bad, uitlegde of smeekte, de routine was altijd dezelfde: om stipt halfzeven 's ochtends werd er keihard en aanhoudend tegen de deur van onze kamer geschopt terwijl de kreet "Tea ! Tea!" niet van de lucht was tot één van ons opendeed. Dan kregen wij met een stralende glimlach een dienblad met hete thee aangeboden, wel thee op zijn Indisch met melk, een mengsel waarvan ik nooit heb gehouden. Eindeloos heb ik geprobeerd om dit ritueel te doorbreken door voor te stellen het in elk geval veel later te doen plaatsvinden en het dienstmeisje gewoon te laten kloppen op de deur. Maar helaas, er kwam nooit verandering in en elke morgen om halfzeven was er dat kabaal omwille van thee die we eigenlijk niet eens wilden.
Onze dagen in Kalimpong bestonden uit wandelen, de varkens die in het afval langs de straatkant woelden gade te slaan,  en talloze antiquiteitswinkeltjes te bezoeken waar soms dagen moest onderhandeld worden om tot een voor iedereen aanvaardbaar vergelijk te komen. In al de jaren dat ik hier kwam zat er ook altijd dezelfde blinde hindoe-bedelaar ergens langs Eighth Mile die gehurkt een iele arm met bedelnap uitstak en onophoudelijk de mantra Ram Sita Ram herhaalde. Als japa, het herhalen van mantra's, heilig maakte had die man al lang in het pantheon opgenomen moeten zijn. Er was één winkel die als outlet fungeerde voor een boerderij die Danish cheese fabriceerde en die kon altijd op mijn gulzige klandizie rekenen net zoals op die van alle andere westerlingen die het stadje bezochten.
Eens ontmoetten we er een Engelsman die voor het World Wildlife Fund werkte en daar al méér dan zes maanden in een bungalow met personeel zat in de heuvels boven het stadje. Hij moest een bepaalde vogelsoort die op uitsterven stond met een ultiem kweekprogramma zien te redden. Maar ja, je krijgt die beesten aan het paren, er worden één of meer eieren gelegd en dan is het weer afwachten. Het was duidelijk dat die man ongeveer stierf van verveling, eenzaamheid en frustratie en de blikken die hij op mijn vriendin wierp waren veelzeggend. We zijn dan maar naar het Olympushotel gegaan om samen Mekhong whiskey te drinken tot zijn ontreddering wat getemperd was. Dat leerde mij dat Kalimpong bezoeken en er wonen twee heel verschillende dingen waren en ook dat er waarschijnlijk geen prostitutie in het stadje was of in elk geval niet voor westerlingen toegankelijk.

Toen Jean en ik in 1972 voor het eerst in Darjeeling waren gingen we op bezoek bij Kangyur Rinpoche die we kenden uit het boek Le message des Tibétains van Arnaud Desjardins. Kangyur Rinpoche was het hoofd van de Nyingmapa secte, de tweede oudste, na de Sakyapa. Deze twee, samen met de Karma-Kargyupta, zijn de roodhoeden. De Gelugpa, opgericht door Tsong Khapa, de hervormer, en geleid door de Dalaï Lama, zijn de geelhoeden. De Nyingmapa staan bij sommigen in een kwade geur omdat zij zich met magische praktijken zouden inlaten en nog zekere sporen van de voor-boeddhistische Bön-godsdienst zouden vertonen. Kangyur is Tibetaans voor de canon der heilige geschriften en vermits de Rinpoche (wat "kostbare" betekent) naast talrijke andere kwaliteiten ook als een door de wol geverfde schriftgeleerde bekend stond had hij er uiteindelijk zijn naam en titel aan overgehouden. Hij stamde uit Kham in oostelijk Tibet en toen hij in 1959 met zijn familie naar Indië vluchtte bracht hij een schat aan oude religieuze geschriften mee en deed ook zo zijn naam eer aan. De Rinpoche woonde in een bungalow iets buiten Darjeeling en leidde daar een klein klooster en een school. De eerste maal ontving hij ons op zijn zonovergoten terras en ik zie hem nog schuddebuiken van het lachen toen die twee drieëntwintigjarige snoeshanen hem verzochten om de "wong" van Hayagriva, één van de wrathful deities die wordt afgebeeld met een paardenhoofd en geassocieerd wordt met de foerba, of rituele dolk die door de roodhoeden gebruikt wordt, maar niet door de geelhoeden. De foerba heeft vaak een klein paardekopje aan het uiteinde van het handvat. Maar hoe luid Kangyur Rinpoche ook lachte, de volgende dag gaf hij ons alles wat we vroegen en meer. Elders op deze blog staat een songtekst uit die dagen, Living with the master, die mijn gevoelens en gewaarwordingen in verband met deze merkwaardige man verwoordt. Ik ben nu de zestig voorbij maar heb nooit in mijn leven zo'n indrukwekkende persoonlijkheid ontmoet en ik denk ook niet dat het nog ooit zal gebeuren. Er bestaat een uitdrukking "hij leek als uit een rots gehouwen" en op niemand was die meer van toepassing als op deze eerbiedwaardige Tibetaanse eminentie. Ik gebruik dit woord niet licht. Mensen als hij genieten bij de Tibetanen een aanzien en verering die moeilijk in onze termen te verwoorden is. Je zou kunnen stellen dat ze de sociale status van kardinalen hebben maar als je aan figuren als Danneels en Léonard en consoorten denkt zie je toch eerder politieke factotums, geen persoonlijkheden die diep spiritueel respect inboezemen. Na al die jaren staat zijn foto nog altijd in mijn studeerkamer en elke keer mijn blik er op rust voel ik weer dat diepe ontzag en die affectie.
Kangyur Rinpoche ontving graag Belgen - niet dat die daar toen zo dik gezaaid waren - omdat hij een beroemde Belgische leerling had. Het betrof hier de zilveren medaillewinnaar gewichtheffen van de Olympische Spelen 1968 in Mexico, Serge Reding. De Rinpoche was erg op hem gesteld en vreemd genoeg stierven ze in het zelfde jaar, 1975, toen Reding amper 33 was en de Rinpoche 77. Zijn oudste zoon, Pema Wangyal, ook een lama, noemde mij altijd weer de Belgische Marpa omdat hij wist dat ik ervoor gezorgd had dat er een Nederlandse vertaling op de markt kwam van de biografie van Milarepa. Dit was leuk maar wel teveel eer. Marpa was een Tibetaan die in Noord-Indië studeerde bij Tilopa, een tantrische boeddhist. Toen hij klaar was om op eigen benen te staan ging hij terug naar Tibet met medeneming van talrijke geschriften die hij vervolgens in het Tibetaans vertaalde zodat hij later bekend stond als Marpa, de vertaler. Hij werd op zijn beurt de leraar van de befaamde Milarepa die bij alle Tibetanen zeer geliefd is en bekend staat om zijn strenge ascese en zijn  talrijke mystieke liederen.
Binnen het jaar na Kangyur Rinpoche's overlijden in 1975 werd zijn reïncarnatie ontdekt. Dus die is nu zo'n 35 jaar oud en voert de titel en leidt verder het religieuze leven zoals zijn voorganger. Soms denk ik, wat zou er gebeuren indien ik hem ontmoette ? Ik ben nu niet meer met boeddhisme of met eender welke vorm van godsdienst bezig maar stel dat ik die nieuwe Kangyur Rinpoche ontmoette en hij herkende me ? Ik weet niet of mijn ratio hiertegen bestand zou zijn en ga dus zeker die confrontatie niet zoeken, maar stel je voor ... stel je voor...
In 1973 was ik weer in Darjeeling en uiteraard zocht ik Kangyur Rinpoche op. Weer ontving deze imposante reus mij met alle mogelijke warmte en genegenheid en ging vlot in op mijn verzoek voor een verdere initiatie die ik dan de volgende dag zou ontvangen in een speciaal ritueel. Het is traditie bij zulke gelegenheid geschenken te geven. Wat zeker niet mag ontbreken is de kata, een wit sjaaltje in katoen of zijde dat aan de lama bij elke begroeting overhandigd wordt en dat hij na een zegening weer om jouw hals hangt terwijl je voor hem buigt of knielt. Als je welstellend bent geef je ook geld of andere geschenken. Mijn vriendin en ik hadden het niet breed, vooral omdat eerder op deze reis al haar geld in Afghanistan gestolen was en we enkel nog op mijn budget reisden. Dus gaven wij een kleine som in een briefomslag en voor de rest een grote zak met mandarijntjes die we in de bazaar gekocht hadden. Wij betraden de initiatiekamer waar zich buiten de Rinpoche nog verschillende andere lama's ophielden die bij de ceremonie zouden assisteren en mijn vriendin mocht achteraan bij de ingang getuige zijn van de gebeurtenissen. Ik knielde voor de troon van de Rinpoche en gaf en ontving de kata, overhandigde de briefomslag en de zak mandarijntjes en ging dan eerbiedig een aantal meter achteruit waar ik mij op de knieën zette en afwachtte hoe het ritueel zijn beslag zou krijgen. Er volgde een stilte en Kangyur Rinpoche nam de zak mandarijntjes, koos er één uit, contempleerde het langdurig en plotseling, totaal onverwacht, smeet hij het mij naar het hoofd waarbij hij gelukkig miste. Hij nam een nieuw mandarijntje en mikte weer op mij en ging door me te bekogelen terwijl de consternatie bij de aanwezigen toenam, iedereen keek verbijsterd naar elkaar en je zag hen denken, wat nu ? ikzelf wist ook niet waar ik het had terwijl ik moeite had de mandarijntjes af te weren die mijn richting bleven uitkomen vanwege een lachende Rinpoche. Ik begreep dat ik mij in een absurde zen-situatie bevond en besloot de handschoen op te nemen tegen deze eerbiedwaardige, speelse maar verheven spirituele meester en greep één van de mandarijntjes die bij mij in de buurt lagen en bekogelde op mijn beurt de lama. De ontreddering bij de Tibetanen in de kamer nam toe naarmate de meester en ik elkaar bleven bestoken en plotseling was het gevecht ten einde want de zak was leeg. en het voelde alsof ik een soort test had doorstaan. Ik kreeg teken naar voor te komen, ik knielde tussen de hele en kapotgespatte mandarijntjes voor de troon van de lama die liefdevol mijn hoofd omvatte en de initiatieritus voltrok. Een euforie had zich van mij meester gemaakt en de hele plechtigheid verliep voor mij als in een roes en een vervoering. Toen onderbrak hij het ritueel en liet mij door Pema Wangyal, die wél Engels sprak, vertellen dat hij mij voor de tweede helft en bezegeling van de initiatie doorverwees naar Dudjom Rinpoche in Kalimpong. Dit was een grote verrassing want ik wist helemaal niet dat die daar woonde,en dit zorgde voor opwinding bij mij want Dudjom Rinpoche was in boeddhistische kringen "wereldberoemd" geworden omdat er een langspeelplaat met Tibetaanse ritualistische muziek in zijn klooster was opgenomen en elkeen die in het Tibetaans boeddhisme geïnteresseerd was had die in zijn bezit. Via deze weg hadden duizenden westerlingen die niet de gelegenheid hadden naar Indië te reizen kennis gemaakt met de soms bizarre klanken van de Tibetaanse ceremonies. Je hoorde de meterslange hoorns, de cymbalen, het klingelen van de bellen, de harde slagen op de gong en op de staande trommen, het klaaglijke geluid van de kanglings welke kleine trompetachtige instrumenten zijn gemaakt uit menselijke dijbenen en vooral het oerdiepe opdreunen van de mantra's en gezangen dat uit de buik der aarde scheen te komen eerder dan uit die van de lama's. Dus genoot Dudjom Rinpoche in boeddhistische kringen wereldwijd respect en verering en naar deze man werd ik nu simpelweg doorverwezen met de noodzakelijke introductie die niet kon geweigerd worden gezien de grote autoriteit van Kangyur Rinpoché en dit ondanks het feit dat deze twee hoogwaardigheidsbekleders tot verschillende roodhoedsecten behoorden.

Een week later waren we in het lieflijke Kalimpong en meldden ons bij de villa van Dudjom Rinpoche in de heuvels boven het stadje. De afspraak werd gemaakt voor de volgende dag en wij waren stipt op tijd. Mijn vriendin was verliefd geworden op de Tibetaanse kledij en had zich als Tibetaanse vrouw uitgedost. Toen wij de initiatiekamer betraden was daar een boel volk waaronder twee dochters van de Rinpoche, zwaar opgemaakt en in mini-rokken, dit was echt een bizar zicht en was gewoon grappig maar al snel moest ik inzien dat ik hier in een heel andere constellatie terecht was gekomen dan bij Kangyur Rinpoche. Tijdens de hele ceremonie stonden er Tibetaanse handelaars of smokkelaars rond mij die me zelfs tijdens het eigenlijke ritueel aanspraken en aandrongen op zakendoen. Zij wilden goud en juwelen kopen en gaven mij tips hoe die de volgende maal te smokkelen terwijl ik Dudjom Rinpoche wanhopig aankeek met iets van "hoe kan dit nu gebeuren, waarom laat u dit toe ?" Hij voltrok onverstoord het ritueel dat niet al te lang duurde en het enige wat ik wou was die smokkelmuskieten van me afslaan en dus namen we inderhaast afscheid en kon dit nauwelijks een geslaagde dag genoemd worden. Tot op vandaag ben ik er licht verbijsterd over. Gelukkig konden we bergafwaarts wandelend in het prachtige heuvellandschap onze gedachten op al het moois rondom ons richten en de kleffe boel die we achterlieten vergeten.

Wie elders op deze blog een blik heeft geworpen op mijn dromentraktaat Transacties in de duisternis weet hoezeer ik met dromen begaan ben en mijn talrijke bezoeken aan Darjeeling en Kalimpong en al wat ik er beleefde en voelde kreeg natuurlijk ook zijn weerslag in mijn droomleven. In de loop van de jaren heb ik letterlijk talloze malen over die streek gedroomd; op weg zijn naar Darjeeling, er niet geraken, visum verliezen en weervinden, verkeerde weg nemen, altijd moeten wachten, aankomen en niets herkennen of vertrekken maar niet wegraken, het kwam telkens terug en mijn droom-Darjeeling had zijn heel eigen verschijningsvorm. De leukste droom was die van een wielerwedstrijd die georganiseerd werd van Kalimpong naar Darjeeling en terug. Ik reed mee, en meer nog, ik reed de hele wedstrijd uit en kwam onder een stralende zon in Kalimpong aan. Zelden ben ik zo goedgemutst opgestaan op mijn Himalaya-rennersbenen. Ontelbare malen droomde ik ook van de reis tussen Darjeeling en Kalimpong en meestal speelde die zich 'snachts af wat in de werkelijkheid nooit gebeurd is. Ik begon echt een eigen droomlandschap van de tocht tussen de twee steden te ontwikkelen dat geen uitstaans had met het reële traject, neen, het was mijn eigen mythologische landschap waarin ik beter en beter de weg leerde kennen en waar ik zelfs soms te paard verscheen in de droom. Op dat traject tussen de twee steden kwam ik op de duur dikwijls aan een afslag naar rechts, die voerde naar Samye Ling waar Angie zich bevond. In werkelijkheid is Samye Ling een Tibetaans centrum in Zuid-Schotland nabij Lockerbie en Angie, die daar in de buurt woonde is de vrouw over wie de op deze blog gepubliceerde songteksten Guardian Angels, Birds of a feather, Journey to love en, uiteraard, Angie, gaan, alsook het gedicht Made by en de gedichtencyclus De engel, de vrouw en de dood, die aan haar is opgedragen. Zij is een soort mythische geliefde die heel belangrijk voor mij was en is en die ik via het Tibetaans boeddhisme had leren kennen, dus was het eigenlijk niet zo verwonderlijk dat mijn droomwezen haar in mijn nachtatlas plaatste bij mijn andere twee fascinaties. Hoe vaak nam ik niet die afslag en ging naar haar op zoek overdag of 'snachts, soms met succes en soms niet, zoals dat gaat in dromen. Dus lag daar telkenmale in de droomwereld een welhaast magische driehoek uit mijn persoonlijke mythologie voor mijn dromend geestesoog uitgespreid: Darjeeling, Kalimpong en Angie, mooier wordt het echt niet.
Zoals je op deze blog kan zien heb ik meer dan veertig jaar lang zowat alles wat ik voelde, zag en beleefde in songteksten gegoten en het was dus logisch dat Darjeeling en Kalimpong ook aan bod zouden komen. Jarenlang noteerde ik ideeën, zinnetjes, strofen voor wat hét lied daarover zou moeten worden en ik stuitte op een dilemma; een rocksong moet kort en krachtig zijn maar hier had ik de neiging om er letterlijk ALLES in te willen steken, en ja dat lukte natuurlijk niet. Deze song zou het lied moeten worden dat alle andere overbodig zou maken, tenminste toch waar het mijn werk betrof. Natuurlijk was dit een onmogelijke opgave en een "self-defeating undertaking" dus kwam ik strop te zitten. In de rockmuziek ken ik in feite maar één song die in de buurt komt van wat mij voor ogen stond en dat is  het elf minuten durende epos van Bob Dylan uit 1965, Desolation Row. Grote lappen tekst die eigenlijk een streep trachten te trekken onder een mislukte maatschappij en wereldbeeld en er definitief mee af willen rekenen. Hij kwam dicht in de buurt maar is gelukkig rustig verder blijven componeren en zingen. Ikzelf zat met een pak notities waar ik geen lijn in kreeg en na jaren begon dat project te vervagen, ook al omdat ik sinds de late jaren zeventig niet meer naar ginds gereisd ben.
Enkele maanden geleden zocht ik iets in één van de laden van mijn bureau en helemaal achteraan vond ik een stukje papier dat uit een notaboekje gescheurd was en aan de randen gewoon afbrokkelde zoals een oude krant. Er stonden een aantal lijnen op van mijn project dat Going to Kalimpong in my dreams heette. Vandaar ook de ietwat melancholische Engelse titel van dit lange Nederlandstalige stuk. Plots vroeg ik mij af waar al dat andere materiaal gebleven was en vermits ik toch voor de blog in oude notaboekjes en schriftjes zocht naar materiaal dat over het hoofd kon gezien zijn begon ik te zoeken naar stukken die bij "Kalimpong" zouden kunnen horen, zo vond ik dan ook een enkele verzen en stukjes die telkens die titel droegen en ik bracht ze bijeen wetende dat er ooit veel meer geweest was. Waarschijnlijk heb ik de rest uit frustratie vernietigd of is er wat van kwijtgeraakt bij mijn verhuis twee jaar geleden. De losse velletjes liggen nu al maanden op mijn bureau en hebben mij in feite gedwongen dit lange stuk herinneringsproza neer te schrijven. Ik heb ze geen van alle gelezen tot nu toe en ga ze tot besluit van dit werk van liefde lukraak na elkaar hier uittikken om zo het stuk te beëindigen. Ze zijn ongetwijfeld in verschillende jaren en stemmingen tot stand gekomen en waarschijnlijk vaak onder de invloed van voldoende alcohol. Here we go folks, and goodbye:


My mommy loved me
she took good care
my daddy left us
he paid death's fare
it was a broken track
it nearly broke our backs
we didn't know
how he would go
but I was dreaming
of how the eyes of those
who really got away
could not be read
by those who stayed
so I'm going to Kalimpong in my dreams
and my nerves are cracking at the seams

-------------------


The flowers burning bright
snakes slithering out of sight
I'm going to Kalimpong in my dreams
with concepts cracking at the seams
it must be something 'bout a girl
hiding in this mountain world
but things are never what they seem
when I'm going to Kalimpong in my dreams

------------------

It's the end of the world
there ain't nothing beyond
take it all to the limit
but you can't see beyond
things as they are or as they seem
when you're going to Kalimpong in your dreams


----------------


I miss you everyday
in most unusual ways
like so much I had and knew
way beyond the myth of you
so I sleep and in dreams look after
roads and houses, full of laughter
and ask questions that determine
the ways my life makes sense in

so I'm going to Kalimpong
in my dreams
tea plantations and choice pickings
see Kalimpong in my dreams
the clocks of life just ticking
away the lives of you and me
as I'm going to Kalimpong
in my dreams
I've loved you in a way
my poor heart couldn't say
and you felt it as a weight
all my poems and their freight
so I sleep and in dreams go further
than our pleasure and our hurt and
see what made me real and stranger
why my sadness was your danger

-----------------------

When the tension is great
the busses, trains and calls are late
I'm going to Kalimpong in my dreams
past the fountains and the streams
and there's no rules there
and I know no one there
and I'm going to Kalimpong in my dreams

And the sun is always out
over the tiny bambu sprouts
I'm going to Kalimpong in my dreams
and I don't know what it means
if it didn't look so real
and didn't have that strange feel
of being magically sealed
and I'm going to Kalimpong in my dreams

Going to Kalimpong in my dreams
where everything I've ever seen
all I hoped for and received
all I'll believe and have believed
comes together so it seems
when I'm going to Kalimpong in my dreams.



26/9   -    8/10/2011

maandag 19 september 2011

Boduognat


Ik was Boduognat
kaarsrecht in de storm
maar ik wist het niet meer
er was moeras
en dichte wouden
en ik verloor keer op keer.
Wie waren wij dan
gespiegeld in lucht
en verzegeld door wolken ?
Wij bevochten de verte
wie en wat zij ons bracht
iets zo superieurs
dat wij niet verstonden
en wij gingen tenonder.
Alles viel uiteen
en werd veel minder en veel meer
- en ik was Boduognat.




15/9/11. Skt. Peter

That woman at the busstop



That woman at the busstop
looks at the sky
but doesn’t see
that woman at the busstop
looks at the world
but not at me

That woman at the busstop
has left today
and won’t be back
that woman at the busstop
just can’t say why
she’s gone away

             A-one a-two a-three
              yeah you gaze
              but do not see
              so many ways
              you are like me
             A-four a-five a-six
              yeah we play
              all the wrong licks
              so many ways
              so many tricks

That woman at the busstop
travels so light
she’s like thin air
that woman at the busstop
she nearly is
no longer there

That woman at the busstop
has no future
she’s all past
that woman at the busstop
knows that today
the dice were cast


    refr.



15/9/11. Skt. Peter

All is still


How most people live
you don’t wanna know
how most people love
there you don’t wanna go
we’re strangers of strangers
we’re high and we’re low

       Clouds chasing each other
       way over the hills
       oh father, oh mother
       life’s merciless mills
       have churned me and turned me
       and now all is still

how most journeys end
so bitter and bare
how we feel all spent
with nothing to share
we’re gamblers and players
not really all there

        refr.

How life’s shameless wonder
just shakes us and makes
us endlessly ponder
about what it takes
for strangers of strangers
to step on the brakes

      refr.




       Coda; love kiss my fingers
                 love kiss my hands
                 we love and we linger
                 but don’t understand
                 how all is still
                 forever still


11/9/11, Skt. Peter