Hier sta ik dan voorbij uw straat
in een ver van onbetreden veld
als een zuil van ziel
vol van tweestrijd en van twijfel
En achter elke paradox
ligt telkens toch een krachtveld
dat helaas lijkt op te lossen
als tegenstrijdigheid verdwijnt
Een stem waait in de wind
een lied dat vaak tot tranen dwingt
dat door en rond en in de dingen zingt
Wie ligt onder dit veld vergraven
door tijd en ontij nu vergeten ?
Fossielen ? Een verkrampte centurion ?
Of één die honderd jaar oorlog zag ?
Ik kan u mijn ogen niet geven
wat ze zagen en zo hulpeloos vergaten.
Wie heeft dit veld ooit overvlogen ?
Misschien Jan Olieslaegers,
Amelia Earhart niet, en Lindbergh niet.
Ik kan u mijn oor niet langer lenen
na wat het horen moest
om het begrijpen af te leren.
Wie heeft dit veld traag ondergraven ?
Verkavelaars, de vaandeldragers
van retoriek op feestdagen
epiek van minuscule mensen.
Ik kan mijn mond, mijn stem niet lenen
zij stokt in de geschiedvervalsing
Hier zijn vier einders en een snijpunt
dat reikt voorbij de paradox
temidden van het krachtveld.
Natuurlijk is elk veld een vrouw
die overvloeit in vreugde, pijn
van een nooit omschreven ziekte
Alles blijft toch onbenoemd
ondanks de meettoestellen.
Tranen, schuim van woede, wondvocht
alles stroomt hier als in dromen
niet oceaan of enkel moeder
- hier is méér en hier is minder.
2007
Geen opmerkingen:
Een reactie posten