Jeugd (3)
Zoals alle kinderen in de jaren vijftig was ik verslingerd
aan Suske en Wiske. Dat waren toen nog krachtige volkse verhalen in tegenstelling
tot pakweg halfweg de jaren zestig toen het meer een parochieblad werd met die
irriterende allitererende titels. Mijn vader was ook fan en kocht elk nieuw
album zodra het uitgebracht werd. Hij ging dan heel traag zitten lezen aan
tafel, het boekje afschermend zodat ik niet kon meekijken en ik stond
letterlijk te springen van ongeduld en frustratie om zoveel onrecht. Als hij er
dan eindelijk mee klaar was bleek dat we aan tafel moesten zodat ik tot na het
eten moest wachten vooraleer mij op het begeerde kleinood te mogen storten. Ik
geef toe, echt sadisme is dit misschien niet maar wie doet nu zoiets met een
kind in godsnaam ?
Mijn vader was hoofdmeetkundige schatter van het kadaster in
Lier en als dusdanig één van de notabelen van het dorp waar hij in alle café’s
een bekend gezicht was maar soms misdroeg hij zich en dan kréég hij op zijn
gezicht. Daar mocht dan uiteraard niks over gezegd worden.
Soms was hij inventief zoals met onze hond, een
cocker-spaniel genaamd Pukkie die ervan hield te ontsnappen om zich in slijk en
stront te gaan wentelen in de velden. Als hij dan terugkwam mocht hij uiteraard
niet binnen en mijn vader had een soort harnas gemaakt waarin hij de hond aan
de pomp ophing die tegen de zijkant van het huis stond en dan maar pompen tot
het beest, dat dit helemaal niet leuk vond, weer netjes was.
Mijn moeder raakte terug zwanger maar het liep verkeerd en,
zoals ze toen zeiden;’alles moest afgenomen worden’ (hysterectomie). Tijdens
haar lange herstelperiode werd ik bij de grootouders van moederskant uitbesteed
en daar zou ik nog veel komen want het huwelijk liep ondertussen zo fout dat
het tot een soort van proefscheidingen kwam waarbij moeder en ik voor kortere
of langere tijd bij haar ouders introkken. In de conservatieve jaren vijftig
was dit ongehoord natuurlijk en ik was blij
dat ik niet meer in Boechout naar school ging en zo de hoon kon
ontlopen.
De sfeer was gespannen en mijn vader begon zich te verwaarlozen,
zo ging hij niet naar de tandarts hoewel hij erg sukkelde met zijn gebit omdat ‘het
toch de moeite niet meer was’ – hij was toen achter in de dertig.
Soms nam hij me mee naar het voetbal in Lier waar hij voor
Lyra supporterde wat mij van de weeromstuit tot een fanatiek supporter van
Lierse deed transformeren.
Op 6 juni 1960 deed hij zijn gewone zondagse
comazuipkroegentocht en bij het verlaten van café De Lantaren, nu afgebroken,
stak hij over achter de bus Lier-Antwerpen, werd gegrepen door een Duitse
toerist en moet nagenoeg onmiddellijk overleden zijn.
Ik werd niet op de hoogte gebracht want alles was plots zeer
hectisch en ik werd te slapen gelegd bij mijn beste vriend die op nauwelijks
honderd meter van de plek van het fatale ongeluk woonde…bizar.
De volgende dag moest ik natuurlijk veel huilen misschien
nog meest omdat dit van mij verwacht werd en dan was er de drukte van de
begrafenis en het aan- en aflopen van familieleden die zich over mijn moeder
ontfermden en zich bang afvroegen hoe zij, een gewone huisvrouw zonder diploma’s,
het nu moest gaan redden alleen met die kleine.
Dat kwam met wat hulp allemaal goed en in de volgende weken
en maanden daalde er een rust over ons huis neer en een grote opluchting. Wij
hadden geen angst meer en voelden ons bevrijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten