Hiroshima mon amour
Het was in de vroege jaren tachtig. Na een nacht zwaar
doorzakken stond ik in het station van Kyoto met een blikje Kirinbier en een
Mild Sevensigaret in de handen. Het was een typische zachte Japanse
herfstochtend en ik wachte op de Shinkansen, de supersnelle trein die daar al
reed van in de jaren zestig en later bij ons zou verschijnen als de TGV. De
trein zou me naar Hiroshima brengen, en daar aangekomen liet ik mij per taxi
naar een hotel voeren waarna ik mij voorbereidde om de stad te bezoeken. Ik was
gekomen om de plek waar de eerste atoombom was ingeslagen op 6 augustus 1945 te
bezoeken en was in een deemoedige stemming, klaar om te rouwen voor de rampen
van de mensheid. Op de site aangekomen keek ik ingetogen naar het halfverwoeste
gebouw dat ze hadden laten staan als eeuwig aandenken, ik liep rond de betonnen
boog waar zo vaak plechtigheden worden gehouden en begaf mij naar het museum waar je bijvoorbeeld een
schaduw in een muur ziet gebrand; dat is het enige wat van die naamloze mens is
overgebleven. Ik was dus in de gepaste stemming toen plotseling mijn aandacht
werd getrokken door vier ongelofelijk sexy jonge vrouwen die mij totaal van de
wijs brachten en mij niet langer toelieten me nog langer op het haast sacrale
van deze plek te concentreren. Gebiologeerd bleef ik hen volgen en uiteindelijk
kon ik niet anders dan hen aanspreken vermits ze onweerstaanbaar waren. Ze
bleken afkomstig te zijn van de Filipijnen en hier in het nachtleven te werken.
Ze gaven me het adres van hun bar en nodigden me met aandrang uit die vannacht
te bezoeken waarna ze afscheid namen. Mijn gedachtenisstemming was nu helemaal
weg en ik verliet deze plek en dwaalde langs de rivier waar ik de oude
mannetjes gadesloeg terwijl ze go speelden en mij doorheen groepen
geüniformeerdz schoolkinderen moest worstelen die op weg waren naar hun Ground
Zero. Uiteindelijk belandde ik in een prachtige Japanse klassieke tuin waar ik
een hele dia-montage maakte die het hele proces waarop zo’n tuin gebaseerd is
illustreerde en kwam zo mijn ongeduld en rusteloosheid wat te boven. Die tuin
leek eeuwenoud maar was natuurlijk na WO II aangelegd en vaak is dat iets
bedrieglijks in Japanse tempels en heiligdommen, namelijk dat vele ervan om de
vijftig jaar herbouwd worden. Dat geldt natuurlijk niet voor de kastelen zoals
Nijo in Kyoto, of Osaka-jo en Himeji-jo omdat die op stenen basis zijn gebouwd,
maar de grote tempel in Nara die volledig uit hout is opgetrokken behoudens enkele ornamenten, wordt om de 50
jaar herbouwd telkens terug naast de oude, zodat ze als het ware roteren. Wat
daaraan ook zo merkwaardig is is dat er geen vijzen of schroeven aan te pas
komen, enkel hout in vooral vlinderverbindingen.
Ik ging dineren en las wat in mijn hotelkamer om zo de tijd
tot ’s avonds laat te doden. Eindelijk kon ik mij door een taxi naar de bar
laten voeren die zich zoals in Japan zo vaak het geval is ergens op de achtste
of de tiende verdieping van een flatgebouw bevond. Het werd een zeer gezellige
avond en de banden met één van de meisjes werden alsmaar nauwer aangehaald
totdat ze mij haar adres gaf en me daar uitnodigde na 2 uur ’s nachts. Ik
popelde van ongeduld en bezocht nog enkele andere drankgelegenheden om de tijd
te doden waarna ik me op de aangegeven tijd naar haar huis begaf. Het was
donker maar ik belde toch aan en zeer snel ging de deur open maar helaas werd
ik geconfronteerd met een kleerkast van een yakuza, een lid van de Japanse
maffia, die mij grommend duidelijk maakte dat ik daar niets te zoeken had. Hij
stapte dreigend op me af en bromde enkel ‘Go, go, go !’. Als je lijf en leden
je lief zijn ga je met dit soort luiden niet in discussie dus ik bewoog me
afwerende gebaren makend achteruit terug naar de straat waar gelukkig één van
de nagenoeg rond klok ter beschikking staande taxi’s me met graagte meenam. Ik
weet natuurlijk dat veel van de vrouwen in het Japanse nachtleven gecontroleerd
worden door de yakuza maar kon niet begrijpen waarom die meid me dat adres had
gegeven want hier zou zeker ook voor haar nog een staartje aan zitten. Ik
mijmerde dronken, tot zover mijn Hiroshima mon amour.
Boechout, 29/10/2014