Ik kwam van Mortsel waar ik een boek ophaalde bij de Boekuil
en brood en groentetaart bij de winkel die ik 35 jaar geleden zelf runde. Toen
ik Boechout binnenreed schoot het mij te binnen dat het dinsdagnamiddag was en
dat ik dan normaal, net zoals op vrijdag, langsga bij mijn moeder in het
rusthuis. Eerst passeerde ik bij de ontvangstbalie om te zien of er post was
voor mijn moeder, die gaat nu altijd langs mij want zij weet er geen raad mee
en laat hem verdwijnen wat in het verleden soms tot vervelende complicaties
leidde. Ik begaf me naar haar kamer op de eerste verdieping en vroeg me af of
ze, zoals zo vaak de laatste tijd, weer diep zou liggen slapen maar ik trof
haar samen met een andere inwoner en een verpleger in de gang voor haar kamer,
ze begroette me blij en stelde me voor als haar broer. Ik verbeterde haar ‘Je
zoon, moeder, je zoon’ maar dat drong maar traag door. In elk geval omarmde en
kuste ze mij en zei hoe blij ze altijd was me te zien. De verpleger zei dat ze
op weg waren naar de cafetaria waar een carnavalsfeest plaatsvond dus ik zei dat
ik hen tot daar zou begeleiden. We kwamen bij de nieuwe ruime lift en mijn
moeder dacht dat het mijn salon was en haar medebewoner vroeg of ik hier al
lang woonde. Mijn moeder zei van wel en dat ik daarom zo goed de weg wist. We
vorderden traag en ik vroeg of ze goed geslapen had. ‘Nee, ik was al lang
wakker maar mijn slaapkamer is hier ergens’
‘Vannacht moeder, vannacht. Heb je vannacht goed geslapen ?’ ‘Ja, altijd’,
ondertussen had ze me nog eens als haar broer voorgesteld aan een voorbijkomende
verpleegster en waren we zo dan tot bij de ingang van de cafetaria gesukkeld
die afgeladen vol zat met bewoners die uitkeken naar het entertainment. Op het
podium was een muzikant of geluidstechnicus bezig die mij een intense blik van
verstandhouding toewierp. Ik zei tegen mijn moeder dat ik nu vertrok want in
dat feestje had ik totaal geen zin en dat ze bij haar vrienden moest gaan zitten
en ik kreeg een flashback naar al de keren dat zij mij als kind had afgezet op schoolfeestjes, de jeugdbeweging en dergelijke. Vreemd hoe de rollen in het
leven omkeren.
Na de code aan de uitgang ingetikt te hebben liep ik naar de
auto. Het regende pijpestelen. Thuisgekomen las ik in de krant over een
rockmuzikant die dit weekend gestorven was aan longemfyseem. Hij had nog één
long en was afhankelijk van een zuurstofapparaat. Dat is mijn
toekomstperspectief dat ik zoveel mogelijk verdring. Heel de namiddag voelde ik
mij ongemakkelijk en gedeprimeerd, ook terwijl ik in ’t café de krant las. Tja.